Dit blog delen met vrienden
Abonneer je op Mee op de wind
Meest recente reacties
- Mee op de wind op Toch maar niet scheiden
- Antoine Bomon op Toch maar niet scheiden
- Mee op de wind op En nu een kopje koffie in het buurthuis
- Lucie van Garderen op En nu een kopje koffie in het buurthuis
- Mee op de wind op En nu een kopje koffie in het buurthuis
- Mee op de wind op En nu een kopje koffie in het buurthuis
- Stien den Braber op En nu een kopje koffie in het buurthuis
- Stien den Braber op En nu een kopje koffie in het buurthuis
Archieven
Links
-
Verhalen en anekdotes op deze website zijn geïnspireerd op de werkelijkheid. Tijd, plaats en namen kunnen echter veranderd zijn.
blog broer bus dieren dokter dominee dromen eten feestdagen foto God heimwee herkenning hobby hypotheek kachel kerk kerstfeest kind kinderen kleinkinderen kolen lied moeder onderwijs oorlog oud podium Rotterdam Schiphol schrijven stilte telefoon toekomst vader varken verhalen verjaardag vogels warm weg winkel zeeland zingen zomer
En nu een kopje koffie in het buurthuis
Mijn website piept en kraakt
En nu ik toch namen noem vergeet ik mijn kleinzoon niet, want ook hij verricht hand en spandiensten.
Professor Erik Scherder
Op naar het buurthuis
Als ik het buurthuis binnenwandel hoor ik het gezellige geroezemoes.
De buurthuizen hebben bij het begin van de gascrisis hun deuren nog wijder opengezet dan voorheen, en buurtbewoners extra aangemoedigd langs te komen voor een kopje koffie. Zo kunnen ze besparen op de stookkosten en hier warmte vinden. En, niet te vergeten, gezelligheid – door mensen te ontmoeten.
Een kopje cappuccino
Nederlands leren
De krantenverkoper
Thuis blijkt voor mij de afgesproken datum niet handig, maar ik heb haar telefoonnummer. Een appje is zo geregeld. Ze appt meteen terug als reactie. Ze vertelt dat het onrustig bij hen is omdat haar man een huis aan het zoeken is en een definitieve afspraak voor nu moeilijk is.
Eropuit gaan
Geplaatst in Geen categorie
Getagged buurthuis, cappucino, Krantenverkoper, website, websitebouwer, Zuid-Afrikaans
12 reacties
Over hoe het hier reilt en zeilt
Zo, nu eerst maar eens even bijpraten met een blogje over het wel en wee van de laatste weken. En die twee liepen behoorlijk door elkaar heen.
Op 13 maart zijn we naar Barendrecht geweest voor de begrafenis van mijn broer Huib. Hij was de laatst overgebleven broer.
Hij werd op twee dagen na 91 jaar. Als jongste van een groot gezin is het op mijn leeftijd steeds afscheid nemen. En wie is daar goed in?
Afscheid nemen geldt voor veel ouderen. Het is niet alleen familie, maar ook leeftijdsgenoten ontvallen ons. Anderen worden ziek of gaan kwakkelen met hun gezondheid. Als je lang mag leven hoort dit onlosmakelijk erbij en dat kan zwaar vallen.
Ik ging vaak bij mijn broer logeren – dat vond hij heel fijn. Na het overlijden van mijn schoonzusje, nu drie jaar geleden, kon hij de draad van het leven niet meer oppakken. Hij miste haar te veel om nog iets in het leven te zien. Ze kenden elkaar 72 jaar en waren 64 jaar getrouwd. Op maandag 13 februari werd hij begraven. Nu zijn de bezoekjes naar mijn broer in Barendrecht voorbij. Mijn zus in Goes en ik zijn nu samen nog over.
Interview over broer Jo
Tussen alles door liep ook nog de afspraak voor het interview over broer Jo. Door het interview ging ook die gebeurtenis weer leven voor mij en dan valt er veel te overdenken.
Ik zag hem weer aan komen lopen van het treinstation naar ons huis. Ik weet nog hoe blij ik dan was als ik hem zag en hoe trots ik als kind was op de sterren en strepen op zijn uniform. Al die herinneringen horen bij het lange leven van ouderen.
Als we bij elkaar zijn als senioren hebben we het veel over vroeger, want het verleden gaat steeds meer herleven. Maar tegelijk blijf ik vooral ook aanwezig in het nu want dat is heel belangrijk, weten we allemaal.
Verjaardag van Frans
Het wordt a.s. mei vier jaar geleden dat Frans overleed. Vandaag zou hij jarig zijn geweest.
En hoe lief, gistermiddag belde een vriend van Frans en vroeg: “Morgen zou Frans jarig zijn, he? Zullen we een kopje koffie gaan drinken?” Dat overrompelde mij. Wat een attent gebaar, want het zijn juist deze dagen waar zoiets heel welkom is en die iets aan het leven toevoegen.
Als gezin herdenken wij hem op zijn verjaardag door met elkaar te eten. Zo houdt hij zijn plaats in ons gezin en dat voelt goed en ook vredig dat hij in ons voortleeft. Hij vond het altijd geweldig heerlijk als we als gezin bij elkaar waren! En al blijft zijn plaats leeg, die herinneringen blijven. Dat hij onze achterkleinzoon Kilian nog heeft meegemaakt is een troost.
Er komt van alles langs
Dit is een blogje wat gaat over het reilen zeilen van iedere dag. En wat blijkt dan? Er komt van alles langs.
Zo zit ik nu al een paar weken met radiatoren die iedere dag meer uitvalsverschijnselen vertoonden, tot ze vandaag zeiden: zoek het maar uit. Er restte mij niets dan de gasman te bellen met mijn beklag over uitvallende radiatoren en een koud huis.
Is het gek dat ik de vaste overtuiging had dat het snel zou worden opgelost? Nou, vergeet het maar – dat bleek een schone droom. Na mijn echt toch wel zielig relaas klonk het aan de andere kant van de lijn dat ik voorlopig niemand zou zien. En wat ik ook naar voren bracht, het refrein was: “Mevrouw ik heb niemand die naar u toe kan komen. Ik kan geen ijzer met handen breken”.
Nu ben ik niet helemaal een vreemde in Jeruzalem – en weet ik ook wel dat er overal te weinig personeel – is maar dit gaat wel erg ver, vind ik.
Arbeidsvreugde
Maar er is hoop want ik las in de krant dat Havo en Vwo leerlingen in grote getale naar het VMBO gaan.
Al begrijp ik dat dit voor de leerlingen en hun ouders een bittere pil kan zijn, toch lijkt het mij wellicht een goede ontwikkeling. Want misschien komen er zo meer vakmensen op de arbeidsmarkt.
En als de jongelui eenmaal een goede vakopleiding hebben genoten? Wie weet hoe blij ze daar uiteindelijk mee zullen zijn. Want iets repareren en tot een oplossing van iets komen geeft veel arbeidsvreugde.
Ik denk verder echt dat de vreugde van de gasman die mijn radiator weer aan de praat krijgt hetzelfde voelt als de opluchting van een chirurg na een moeilijke operatie. Dat er tegenwoordig ook meisjes zijn die een vakopleiding tot metselaar of iets soortgelijks volgen is toe te juichen. Het zal een bewuste keus zijn geweest want het ligt nog altijd niet voor de hand voor een meisje.
Het gaat tenslotte om arbeidsvreugde, wat je ook doet.
Nu de AOW steeds opschuift zal het werkzame leven steeds langer worden – hoewel de jeugd van nu door studies veel ouder is eer zij gaan werken dan vroeger in mijn jeugd. Ik ging werken toen ik veertien was en ben door deeltijdstudie in het onderwijs terecht gekomen. En zo verging het in mijn jeugd velen. Bij Frans was het ook zo.
Waartoe dient al dat omgooien van nu toch?
Alles is aan wisselvalligheden onderhevig. En ook al schrijf ik veel over vroeger, ik leef ook met open ogen in het nu om te kijken wat er om mij heen gebeurt.
Ik word, zoals veel ouderen, ook wel eens kriebelig van alle veranderingen. Als ze bij Jumbo de hele boel omgooien vraag ik mij ook wel eens af: waar dient dit toe?
Echter, als ik ineens een app kan openen voor het parkeren van mijn auto ben ik weer blij. Nu hoef ik niet meer bij de parkeerautomaat te bellen of mijn pasje te halen. Of nog erger, mijn kenteken in te voeren. De app vermeldt zelf al mijn kenteken met de plaats waar ik mij bevind. En voila, zo kan een kind de was doen, want ik tik op start en het is gepiept. Dat zijn toch de geneugten en gemakken van de moderne tijd. Al zou het nog fijner zijn als ik gratis zou kunnen parkeren. Maar dat is wensdenken dat niet in vervulling zal gaan. De gemeentekas denkt daar heel anders over.
Om bij te blijven
En om helemaal bij te blijven dan nog even dit: inmiddels is de verwarming gerepareerd. Althans, dat neem ik aan want de radiatoren worden weer warm.
Het blijf voor mij wel in nevelen gehuld wat er aan de hand was.
De gasman gaf dag en uur aan wanneer hij zou komen. Op die aangegeven tijd werden ze weer warm. Maar hoe en waardoor? De betreffende man heb ik niet gezien of gehoord.
Ik denk dat hij het water heeft bijgevuld, zonder het door te geven. Dit is namelijk een veel voorkomend euvel in mijn appartement. Waardoor het komt wordt nu nader onderzocht, is mij beloofd door de voorzitter van ons gebouw. Misschien hoor ik dan meteen ook waarom de gasman niets van zich liet horen.
Ik weet het dat dit kan geplaatst worden onder het kopje: klein leed.
Maar dat valt ook onder het reilen en zeilen van iedere dag.
Abonnee van mijn blog worden? Rechts bovenaan.
Geplaatst in Geen categorie
Getagged Interview, klein leed, MBO, reilen en zeilen, VWO Havo
12 reacties
Vlieger in het vuur
Onlangs is ‘Vlieger in het vuur’ opgericht, een stichting ter nagedachtenis van oud-piloot Jochem Bakker. Als jongste zus, en als een van de laatst overgebleven gezinsleden, heb ik zitting in het bestuur ervan. Toen het maandblad Terdege mij vroeg of ik mee wilde werken aan een interview heb ik meteen mijn medewerking toegezegd. Vandaag publiceer ik dit vraaggesprek over het veelbewogen leven van mijn jong overleden broer, Jo op mijn blog.
Op mijn blog staan verschillende verhalen die in het interview worden genoemd.
Onder het interview vind je links die verwijzen naar deze verhalen op mijn blog. En misschien rijzen er vragen na het lezen. Als ze er zijn stel ze dan gerust. Ik doe mijn best ze te beantwoorden.
Een gedenkteken voor Jo
De vroege jeugd van Maaike Bakker wordt gestempeld door verliezen. Vooral het verongelukken van broer Jo, oud-piloot bij de Engelse Royal Air Force en een vaderfiguur voor zijn jongste zusje, trekt diepe sporen. ”Het was of er een bom in ons gezin viel.”
tekst: HUIB DE VRIES
INTERVIEW
Het is een foto die onmiddellijk de aandacht trekt. Een knappe, jonge kerel met een brede lach op het gezicht, in de opengeslagen cockpit van een Spitfire, het Engelse jachtvliegtuig dat tijdens de Tweede Wereldoorlog een begrip werd. De piloot is geen Brit, maar een Nederlander. Jo Bakker uit Barendrecht.
Zus Maaike (83) koestert de afbeelding als een kleinood. Door de stichting Vlieger in het Vuur krijgt de foto nu ook buiten de familiekring bekendheid, net als de levensloop van de jonggestorven piloot. En dat dankzij Herman van Beek, docent aan het Rotterdamse Wartburg College, die onderzoek verricht naar verzetsactiviteiten binnen de gereformeerde gezindte tijdens de oorlogsjaren.
Maaike, woonachtig in Amstelveen, was de elfde in het gezin. En de laatste. Haar vader, tuinder en keurmeester op de plaatselijke veiling, overleed twee maanden voor haar geboorte aan een hartstilstand. Het bedrijf werd zo goed en zo kwaad als het ging nog wat jaren voortgezet door moeder Maaike. De jonge Maaike deed al snel mee. „Ook binnenshuis is in zo’n groot gezin altijd wel wat te doen. Drie broers gingen bij een slager werken, dus er viel veel te wassen en te strijken.”
VERTROUWEN
Ze bewaart warme herinneringen aan haar jeugd, zij het omgeven door verdriet. Piet, haar oudste broer, herinnert ze zich niet anders dan ziek. „Hij had tuberculose in de lendenwervels en heeft vier jaar in een gipsbed gelegen, in een houten kuurtentje op het erf. Elke morgen kwam een wijkverpleegster hem verzorgen. Overdag hield ik hem vaak gezelschap. Op 22-jarige leeftijd is hij overleden.”
Onverwachts kwam het sterven niet; noch voor de familie, noch voor Piet. „Hij stierf heel rustig, in het vertrouwen op God. Dat was voor moeder een grote troost en maakte het aanvaarden van zijn dood ook voor ons als kinderen gemakkelijker. Zijn sterven vond plaats in de hongerwinter, het was een dramatisch gebeuren. Hij is begraven door ds. P. van der Bijl, destijds predikant van de christelijke gereformeerde kerk van Barendrecht. Die kwam iedere week bij Piet op bezoek.”
Moeder Bakker wist zich ook gesteund door het volk uit gezelschapskringen. „Na hun trouwen deden mijn ouders weinig aan het geloof. Bij mijn moeder is dat veranderd door contacten met een bekeerde tante. Ook zij is bekeerd geraakt. Mijn vader accepteerde dat, maar eensgeestes waren ze niet meer. Mijn moeder sloot zich aan bij de christelijke gereformeerde kerk van Barendrecht. Door die gezelschappen had ze ook goede contacten met leden en voorgangers van andere kerken.”
GEZELSCHAP
Als ze haar ogen sluit, ziet de inwoonster van Amstelveen weer voor zich hoe het was als thuis gezel schap werd gehouden. „Uit alle windstreken kwamen in het zwart geklede mensen naar Barendrecht. Nadat er koffie was gedronken, spraken ze met elkaar over hun geestelijk leven. Mijn moeder was goed in het begeleiden daarvan. Als ik erop terugkijk, was het heel geëmancipeerd. Het onderscheid tus sen mannen en vrouwen viel weg. Ik zat erbij en genoot van de taal en de sfeer. Bij het ouder worden ging die me benauwen, maar als kind zag ik enkel de mooie kant. Die mensen gaven elkaar steun, liefelijk en gunnend.”
Op zondag liep ze aan de hand van moeder mee naar de kerk. „Zo’n drie kwartier enkele reis, met lange kousen aan en een hoedje op. Ik dacht voortdurend; als we maar geen meisjes van school tegenkomen. De meeste leerlingen waren veel lichter dan wij.”
Naast het gemis van een vader en het verlies van haar oudste broer is er tijdens de oorlogsjaren de gestage zorg over Jochem, roepnaam Jo, de tweede zoon in het gezin. „Drie maanden voor het uitbreken van de oorlog ging hij als leerling stuurman naar zee. We wisten niet waar hij zat; hij was ook niet bij de begrafenis van Piet.”
De jonge zeeman heeft dan al vele angstige uren achter de rug. Op 8 juni 1941 wordt zijn schip door een Duitse onderzeeboot tot zinken gebracht. Jo overleeft de scheepsramp, belandt in Engeland en treedt in dienst van de Royal Air Force. In 1943 behaalt hij zijn militaire vlieg brevet, waarna hij wordt ingezet in de strijd tegen Duitsland. Eerst bij Squadron 132, later bij Squadron 322. Hij is als vlieger betrokken bij de operatie Market Garden en maakt deel uit van de formatie van veertien jachtvliegtuigen die Koningin Wilhelmina op 12 maart 1945 escorte ren van Engeland naar het bevrijde Brussel.
GEFRUTSEL
De familie in Barendrecht weet niets van Jo’s positie bij de Royal Air Force. „We leefden voortdurend met de onzekerheid: waar is Jo en komt hij ooit terug? Tot mijn moeder op een dag te horen kreeg dat hij in Brabant was gezien.”
Dezelfde dag staat de vliegenier onverwachts voor de deur. „Ik zag hem voor het eerst bewust. Toen hij vertrok, was ik nog geen jaar oud. Door de terugkeer van Jo kwam er iets nieuws in ons gezin. Hij had veel meegemaakt en kon daar boeiend over vertellen. Na jaren van droefgeestigheid ging de zon schijnen. Hij was een zorgzame broer, voor het hele gezin. Het bericht dat Piet was overleden, gaf hem een enorme klap.”
De dan zes jaar oude Maaike krijgt met de thuiskomst van Jo voor haar gevoel een vader. „Ineens had ik ook iemand over wie ik kon opscheppen. Als hij het weekend thuis was en in de leunstoel van mijn vader zat, was ik zomaar een uur bezig met het kappen van zijn haar. Dat gefrutsel aan zijn hoofd vond hij heerlijk.” Van het geloof lijkt de vlieger afstand te hebben genomen. „Voor mijn moeder was dat een groot verdriet. Als wij naar de kerk waren, ging Jo bij oma Bakker op de koffie. Die zag ook nooit een kerk van binnen.”
Op 7 december 1946 reist de avontuurlijke tuinderszoon als beroepsmilitair af naar Nederlands-Indië, om een bijdrage te leveren aan het behoud van de kolonie voor Nederland. In de zomer van 1948 keert hij met een troepentransportschip terug. „De Rotterdammer, de krant waarop wij waren geabonneerd, deed elke dag verslag van de reis. Als negenjarig meisje volgde ik trouw hoe ver Jo al was.”
INSTRUCTEUR
De ervaren piloot wordt door de Nederlandse luchtmacht aangesteld als instructeur. Op het militaire vliegveld Twente traint hij leerling-piloten in het vliegen met de Gloster Meteor, de eerste operationele Britse straaljager. „Doordeweeks zat hij in de kost, in de weekenden was hij thuis.”
Bij moeder Maaike geeft het gemengde gevoelens. „Ze was blij als ze hem weer zag, maar vond het heel moeilijk dat hij de wereld in huis bracht, zoals ze dat noemde. Soms liep ze bijna wanhopig door het huis. Dan riep ze onheilspellend: „Jongens, er gaat iets gebeuren.” Wat, dat wist ze niet.”
Vrijdag 2 juni 1950 ziet de jonge Maaike ds. Laman naderen, christelijk gereformeerd predikant in Rotterdam. „Die kwam wel meer bij ons langs, hij was een geestelijke vriend van mijn moeder. Barendrecht had destijds geen eigen predikant, dus Laman bracht het bericht dat Jo die morgen was verongelukt, met een leerling. Het was alsof er een bom in ons gezin viel. Ik hoor nog het gekerm van mijn moeder. Ik wilde het eerst niet geloven, maar het viel niet te ontkennen. In een gesloten kist kwam Jo thuis, afscheid van hem nemen kon niet.”
BEGRAFENIS
Van de begrafenis herinnert ze zich vooral dat die heel lag duurde. En dat het snikheet was. Aan het hoofd van de enorme stoet liep een grote groep militairen in speciaal tenue, strak in het gelid.
„Ik zat in een van de volgauto’s en zag overal mensen langs de kant van de weg staan. Verschillende predikanten, onder wie ds. Van der Bijl en de legerpredikant, voerden het woord. Aan het graf werden verschillende mensen onwel door de hitte. Mijn zus Sjaan, getrouwd met ds. Frans Mallan, schrok zo vreselijk van het afgevuurde saluutschot, dat ze voorover viel in de schoot van mijn moeder.”
Een begrafenis met militaire eer heeft moeder Maaike met bezwaard hart toegestaan, na aandringen door leerlingen van Jo. Een grafzerk komt er niet, zoals ook broer Piet en vader Jan die niet hebben kregen. „Mijn moeder baseerde die beslissing op het Bijbelwoord: „Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.” Daar past geen gedenksteen bij.” Maaike junior verliest behalve een tweede broer ook de vaderfiguur die in haar leven is gekomen. „De dagen voor de begrafenis deed ik niet anders dan huilen. Tot ik te horen kreeg: „Je hebt nu wel genoeg aandacht gehad.” Vanaf dat moment sloot ik me af voor het verdriet. Toen ik weer op school kwam, deed ik alsof er niets was gebeurd. Er was ook niemand die vroeg hoe het met me ging. Tegenwoordig is er voor leerlingen die zoiets meemaken een programma voor traumaverwerking. Dat was er destijds niet bij. Je moest zelf je weg zien te vinden.”
Ook op de broers heeft het verongelukken van Jo grote impact. „Er is daardoor beslag in het gezin gekomen, zoals ze dat in bevindelijke kringen noemen. De meeste kinderen kwamen tot inkeer.” Bij moeder Maaike daalt na de ontsteltenis van de eerste dagen de rust in het hart. „Ze geloofde dat het met Jo in de laatste ogenblikken van zijn leven toch nog goed was gekomen, net als bij de moordenaar aan het kruis. „Eén zucht in waarheid om God verlegen, is God eren”, zei ze. De gezelschappen waar ze deel van uitmaakte, namen dat over, zoals men dat daar noemt. Ze hadden er Bijbelwoorden voor gekregen.”
SLAGERIJ
Als Janus en Arie in Lekkerkerk een slagerij overnemen, gaat de jonge Maaike mee als huishoudelijke hulp en winkelbediende. „Ik had de droom kinderarts te worden, maar dat kon natuurlijk niet. Het werd de huishoudschool en daarna de slagerij.” Na het trouwen van de twee broers, raakt ze in Lekkerkerk overbodig. Het tweetal zal in de jaren erna de dorpsslagerij uitbouwen tot een miljoenenbedrijf. En dat dankzij het gouden besluit om het verdwenen product boerenzult op de markt te gaan brengen, met een recept van moeder Maaike. Maaike junior keert terug naar Barendrecht en gaat in de avonduren de opleiding tot kleuteronderwijzeres volgen. „Tot in de jaren tachtig heb ik op verschillende scholen voor de klas gestaan. Heerlijk vond ik dat.”
ONWELLEVEND
Na de geboorte van haar tweede kind zakt ze weg in een depressie. „In die tijd brak in het Midden Oosten de Zesdaagse Oorlog uit. Ik raakte helemaal in paniek. Alle verdrongen herinneringen aan de oorlogsjaren en het verongelukken van Jo kwamen boven. Ik was angstig, somber en in mezelf gekeerd, en ben jaren in therapie geweest. Heel geleidelijk kwam ik het trauma te boven.”
Na het trouwen van de kinderen gaat ze schrijven; korte schetsen met jeugdherinneringen. Aanvankelijk voor zichzelf. Later publiceert ze de korte verhalen op haar weblog ”Mee op de wind”. In 2017 bundelt ze een deel van de blogs in een gelijknamig boek.
Nu is ze vooral druk met de in november opgerichte Stichting Vlieger in het Vuur, die de herinnering aan Jo Bakker levend wil houden. Mogelijk wordt een plein of straat in Barendrecht naar hem vernoemd. Op zijn graf zal nog steeds geen gedenksteen komen. „Ik ben weggegroeid van de geloofsovertuiging van mijn moeder”, verklaart Maaike, „maar ik denk wel met groot respect aan haar terug en wil haar besluit in ere houden. Ze heeft zó haar best gedaan. Ik ben altijd onder de indruk van onze voorouders; hoe die hebben moeten buffelen om door het leven te komen. Het zou toch zeer onwellevend zijn om van hen iets kwaads te zeggen. Nee, dat past ons niet.”
Onafwendbaar Overlijden van Piet
Jo komt thuis In 1945
De schoen van Jo Jo in Nederlands Indië
Pinksterdagen die ik nooit vergeet Het laatste bezoek van Jo
Uurtjes van korte duurtjes Over het gezelschapsleven
En nu aan het werk In lekkerkerk
De Zesdaagde Oorlog De oorlog van Israël
Over zure zult en hoe het begon Het begin van de zure zult fabriek
Mijn boek ‘Mee op de wind’ kun je in iedere boekhandel bestellen.
Geplaatst in nu, vroeger
Getagged bevindelijken, De rotteredammer, Jo Bakker, Koningin Welhelmina, Market Garden, onwellevend, Royal Air Force, Squadron 322, Straaljager, Vliegenier, vlieger
12 reacties
Ik deed als gast er verder het zwijgen toe.
Wij met onze koelkasten en diepvriezers staan er veelal niet bij stil hoe vorige generaties het zonder al die apparaten deden.
Ik herinner mij nog goed hoe mijn moeder omging met restjes bewaren voor de volgende dag. Van een koelkast had zij nog nooit gehoord. Maar eten weggooien?
Dat ging te ver en was uit den boze.
Als de melk niet snel genoeg werd opgedronken kookte zij die soms opnieuw om zuur worden te voorkomen. Vooral in de zomer lag dat op de loer. Of het allemaal gezond was is de vraag.
We hadden onder ons huis een grote kelderruimte waar vooral ’s zomers van alles naar toe werd gebracht. En dat brengen was niet eens zo gemakkelijk.
Ik heb menig schaaltje eten naar de kelder gebracht. Met mijn ene hand steunend tegen de muur en in mijn andere het schaaltje liep ik voorzichtig, treetje voor treetje, het trapje af naar onze ondergrondse. Het schaaltje met eten zette ik op de koude vloer – zo bleef het heerlijk koel.
In de winter stond er een voorraad appels en er werden mispels bewaard. Op een plank aan de muur prijkten de voorraad weckflessen.
Het is ook nu nog fijn om een koele ruimte te hebben waar je iets kunt bewaren.
Maar tegenwoordig heeft vrijwel iedere huishouding ook een koelkast.
Toen wij in 1962 trouwden voelden we ons bevoorrecht dat we een grote dubbeldeurs koelkast konden kopen.
Frans had een functie bij een groot Handelskantoor. Daar konden wij een koelkast bestellen met hoge korting, van het merk Zanusi.
En achteraf was het geen overbodige luxe in ons appartementje onder het zolderdak.
Dat de koelkast 68 treden naar boven moest worden gesjouwd, daar werd geen praat over gemaakt. Evenmin over de loeizware wasmachine.
Nu zul je verwachten dat we door die koelkasten weinig voedsel weggooien. Maar niets is minder waar.
Ik las dat we in Nederland met zijn allen gemiddeld per jaar 34 kg voedsel ongebruikt in de vuilnisbak gooien. Met zijn allen verspillen we 590 miljoen kg goed voedsel per jaar. Dat zijn duizenden vuilniswagens vol. Daar wordt je toch stil van?
Eerlijk gezegd ontkom ik er ook wel eens niet aan dat iets te lang staat om nog te eten, maar weggooien voelt dan niet goed.
Onlangs ging ik voor een bezoek naar een zorginstelling. De lunch was net achter de rug en de tafel werd afgeruimd.
Er was veel kaas over. De kaas werd opgepakt en achteloos bij het afval gekwakt.
Met verbazing en schrik keek ik naar wat hier gebeurde. En voor ik het kon tegenhouden zei ik: “zonde”.
“Het heeft te lang op tafel gestaan en is niet lekker meer” was het antwoord.
Misschien mag het wel niet – eten bewaren dat op tafel heeft gestaan – vanwege hygiënische voorschriften? Maar dan kan er toch minder op tafel worden gezet en indien nodig worden aangevuld?
Ik deed er als gast verder het zwijgen toe, maar vergeef het mezelf ruimhartig dat ik mij ermee bemoeide.
Zo verwonder ik mij er ook over – en een heleboel mensen met mij – dat mijn ongeopende doosje medicijnen bij de apotheek bij het afval terechtkomt.
Pas bracht ik een doosje ongeopende medicijnen terug naar de apotheek.
Het verdween linea recta naar de voorraad die wordt weggegooid.
Ik weet het, ook hier zijn allerlei voorschriften, en alles moet correct worden geregeld.
Maar de schatting is dat er per jaar voor 100 miljoen euro aan medicijnen wordt weggegooid. En dan vraag ik mezelf af: kan dat niet anders? Het is toch onbegrijpelijk, en te gek voor woorden dat er geen oplossing voor is om het anders te doen?
Steeds opnieuw hoor en lees ik in het nieuws dat veel mensen niet weten hoe zij rond moeten komen. Dat de zorgkosten de pan uitrijzen en mensen ze niet meer kunnen betalen.
Ondanks kringloopwinkels leven we steeds meer in een afvalmaatschappij, terwijl bij de voedselbanken de rijen groeien.
Mij viel pas een berichtje op tijdens het nieuws, dat de burger weer wat moed geeft.
Een apotheker, die blijkbaar ook de verspilling inzag, had in zijn praktijk een methode gevonden om minder medicijnen te hoeven weggooien. Helaas – en dat vind ik dan weer zo jammer – hoorde je niet wat de oplossing van het vraagstuk was. Maar in ieder geval onderkende de apotheker het probleem en deed hij er iets aan.
En gelukkig wordt er ook in breder verband naar een oplossing gezocht. Want ik ben niet de enige die hierover schrijft en nadenkt, het houdt heel veel mensen bezig.
Mijn schrijven erover lost het niet op, dat begrijp ik, en daarom ben ik blij dat er vooral veel jongeren zijn die de problemen van onze tijd onderkennen en naar oplossingen blijven zoeken.
Het is een troost dat ze geen genoegen nemen met hoe het gaat. En het geeft hoop, want het spreekwoord zegt: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.
Vroeger werd er in de politiek gezegd dat wij mensen rentmeesters zijn van deze aarde. Dat de wereld aan onze zorg is toevertrouwd om die te bebouwen en te bewaren. En we weten inmiddels allemaal dat de voorraden grondstoffen niet onuitputtelijk zijn.
Door de tuinderij die wij hadden stonden wij aan het begin van de lange voedselketen. Ik zag als kind al wat er allemaal bij komt kijken eer het voedsel op tafel staat. Hoe afhankelijk we zijn van het weer om te kunnen oogsten. Hoe er in de brandende zon werd gezwoegd om het land te bewerken zodat er geoogst kon worden.
Trouwens, ik heb het als kind niet alleen waargenomen, ik draaide ook mee in het landelijk gebeuren.
Ik zat nog op de lagere school, maar in de zomervakantie was het werken geblazen want de bonen waren klaar om te plukken.
’s Ochtends om zeven uur trad ik aan om bonen te plukken. Er stond een emmer voor mij klaar waar de geplukte bonen in moesten.
De emmer zetten ik naast mij op de grond en ieder handje geplukte bonen ging in de emmer. Met de volle emmer liep ik naar de voor mij bestemde kist.
Ik was heel benieuwd als ik mijn emmer leegde hoe vol de kist was.
Hoeveel emmers waren er nog nodig eer die vol was? Want iedere volle kist werd beloond.
Ik vond het geen onverdeeld genoegen, bonen plukken. Vooral niet als de grond keihard was door de droogte en ik mijn knokige knieën verschoof over de aarde. Een zwachtel eromheen bracht maar weinig soelaas.
Maar geen geklaag want ik was niet het enige kind dat bonen plukte, al waren de meesten wel ouder.
Door het nuttige met het aangename te verbinden kwam er soms een wedstrijdje op gang. Wie had het eerst zijn emmer vol om weg te brengen? En dan werd er pas echt snel geplukt. Bovendien sneed het mes aan twee kanten – want hoe meer volle kisten, hoe beter de beloning.
Naast bonen plukte ik in de zomer ook aardbeien. Dat ging per tips, zoals het aardbeienmandje vroeger werd genoemd.
Aardbeien plukken was een preciezer werkje. Het was zaak dat je de aardbeien voorzichtig plukte, dus niet te hard erin knijpen bij het plukken, zodat ze gaaf en glanzend in de tips lagen.
Aardbeien plukken vond ik een vrolijker karweitje. Waarom weet ik niet. Misschien vanwege de rood gekleurde, glanzende aardbeien?
https://meeopdewind.nl/het-kan-niet-op-vanochtend/
In de herfst waren de appels rijp en plukklaar.
Ook dat heb ik nog gedaan.
En al zegt het spreekwoord zo mooi: jong geleerd is oud gedaan, ben ik toch blij dat dit mijn deur voorbij gaat.
En zo kwam ik via het keldertrapje van vroeger en het bonen plukken terecht bij de vragen en moeilijke kwesties van onze tijd.
Geplaatst in nu, vroeger
Getagged aangename, apotheker, grondstoffen, loelkasten, nuttige, rentmeesters, spreekwoord, toevertrouwd
8 reacties
Een nieuw jaar is als een ongerepte sneeuwvlakte
Allereerst wens ik ieder die dit leest een Gelukkig en Goed Nieuwjaar!
Ik hoop dat ieder voor zich rust en vrede in het nieuwe jaar ervaart.
Tja, en wat ga ik er verder aan toe voegen, want dit is mijn eerste blog in het Nieuwe jaar. Dat het voelt alsof de tijd tussen mijn handen doorglipt? En dat, toen ik de kerstversiering beneden uit de box ophaalde, het was alsof ik het vorige week naar beneden bracht?
Nu het nieuwe jaar is begonnen hoor ik van mensen dat ze blij zijn dat alles weer “gewoon” is. En voor mij geldt dat ook.
Zeker, ik heb genoten van de familiebijeenkomsten. We begonnen op sinterklaasavond. Ertussendoor werd nog de verjaardag van de kleine Kilian gevierd, daarna kwamen de kerstdagen en Nieuwjaar.
En nu vind ik het fijn dat alles weer gewoon is en mijn eerste blog van dit jaar verschijnt.
De kerst- en nieuwjaarskaartjes kwamen dit jaar weer mijn brievenbus binnenrollen.
Ik was zelf een paar jaar geleden gestopt met wenskaarten te versturen want ik vind het ieder jaar een hele heisa.
Maar dit jaar begon het rond Sinterklaas te kriebelen, en ik stelde mezelf de vraag of ik toch maar weer wat kaartjes zou sturen. En natuurlijk stelde ik het uit zodat ik mij uiteindelijk moest haasten om ze op tijd deur uit te krijgen.
Dit jaar heb ik er dus weer een paar verstuurd. Hoofdzakelijk aan oudere familieleden en vrienden. We zien elkaar veel te weinig en dit is dan een mooie gelegenheid om iets van mij te laten horen.
Ik weet nog dat het vroeger bij mijn moeder ook zo verliep toen zij oud werd. Het enige contact dat overbleef werd op den duur een telefoontje of een kaartje.
Al zijn er gelukkig nichten en neven die het stokje van hun ouders overnemen en op bezoek komen. Mij zelfs halen en brengen voor een bezoekje ergens.
En niet te vergeten is er tegenwoordig ook nog het contact op facebook waar ik familie tegenkom. En ook via mijn blog blijf ik in de picture bij het nageslacht.
Een enkele keer viel er bij mijn moeder nog wel eens een geschreven brief op de deurmat.
Zelf verstuurde zij ook heel veel brieven.
Maar brieven schrijven doet onze generatie al lang niet meer, misschien op een enkeling na. Terwijl het toch zo ontzettend leuk is om via een persoonlijke brief iets van iemand te horen. In het nieuwjaarsverkeer schrijven we soms nog enkele woorden op het kaartje maar daar blijft het voor de meesten toch bij.
Schrijven was vroeger sowieso heel populair. Zo weet ik nog goed dat ik als klein meisje op iedere verjaardag wel postpapier cadeau kreeg. Een cadeautje dat er toen echt bij hoorde.
Niet zomaar rechttoe rechtaan papier. Nee, het prachtigste postpapier kreeg ik, en het was goed besteed aan mij want ik genoot er van. Niet dat ik heel veel brieven schreef maar het hoorde gewoon bij de inventaris van een meisje. En hoe leuk en spannend was het om een brief te ontvangen – met eigen hand geschreven en omlijst met een een gekleurde bloemenrand.
Het schrijven bleef ook later nog wel in zwang. Toen ik een jong meisje was kwam er soms onverwacht uit het niets een brief binnenrollen van “van een stille aanbidder”. En of het nu iets werd of niet, het was reuzespannend die onverwachte post binnen te krijgen.
En wat te denken van de dienstplicht van de jonge mannen in onze jeugd?
Er werd wat afgeschreven tijdens die jaren dat jongens hun dienstplicht vervulden. Het ene stel was er drukker mee in de weer dan het andere, maar de post vloog heen en weer. Er hing dan een leuke spanning in de lucht: is de post al langs geweest? En als je zo gelukkig was dat er een brief op de deurmat plofte zocht je een stil plekje om even alleen te zijn voor het lezen.
Uit de overzeese gebieden en uit andere werelddelen werden de brieven per boot naar Nederland gestuurd. Dat waren meestal brieven van geëmigreerde familieleden. Je moest wel geduld hebben want het kon soms vele weken duren eer je antwoord kreeg op een verzonden brief. Maar als de brief er dan eenmaal was werd hij gelezen en herlezen en ging hij soms de hele familie rond.
Maar die tijd komt nooit meer, sommige ouderen denken er met weemoed aan terug. Hoe heel anders is het nu. Tegenwoordig is contact met familie in den vreemde binnen handbereik, want Skype brengt iedereen dichtbij. Skype was trouwens ook een zegen tijdens de corona-epidemie. Door middel van Skype konden wij lange gesprekken voeren met onze familieleden, kinderen en kleinkinderen. We mopperen soms op al die nieuwe dingen maar – eerlijk is eerlijk – dit zijn toch de geneugten van onze moderne tijd.
En wat te denken van nog even een appje voor morgen de deur uitdoen? Of even een onverwachte boodschap overbrengen? En dit alles zonder dat ik in de pen hoef te klimmen of de telefoon hoef te pakken. Zelfs zonder dat ik naar de brievenbus hoef te lopen schrijf ik even mijn babbeltje terug.
Op onze gezins-app. komen we elkaar regelmatig tegen en wisselen we, soms belangrijke maar ook leuke dingen uit, en dat bij tijd en wijle heel frequent. En daarbij geniet ik geniet als een kind van de vele smileys die ik meestuur.
Een nieuw jaar voelt als een ongerepte sneeuwvlakte. We weten nooit wat in de toekomst verborgen ligt, maar in januari realiseer ik mij dat nog meer dan gewoonlijk.
We kunnen niet bevroeden hoe de oorlog in Oekraïne dit jaar verder zal gaan. We kunnen alleen maar hopen en bidden dat er een einde zal komen aan het zinloze geweld en aan het bloedvergieten. Ik wilde schrijven “onnodig bloedvergieten” maar ik denk dat er in Oekraïne anders over wordt gedacht.
Ik weet nog dat, na de tweede wereldoorlog, bij een oom een tegeltje hing in zijn werkruimte met het opschrift: nooit werd de vrijheid zo duur gekocht of zij was meer waard.
En in bijbel staat: alles zal een mens geven voor zijn leven. Waar ik meteen aan vast koppel: en voor zijn vrijheid. In Oekraïne ondervinden zij aan den lijve wat vrijheid kost.
Bij een nieuwjaar horen voornemens. Ik dacht er over na of ik ook voornemens had.
Ik ben huiverig om afspraken te maken – zelfs met mijzelf. “Want,” zei mijn moeder altijd, “wat je belooft moet je doen”.
Daarom begin ik maar met een haalbaar afspraakje voor het nieuwe jaar: vanaf nu probeer ik weer meer te gaan wandelen want dat heb ik op een schandelijke manier de laatste tijd laten zitten. Terwijl ik weet dat ik/wij broodnodig lichaamsbeweging nodig hebben voor een goede conditie.
In de zomer is het een fluitje van een cent om een heerlijke wandeling te maken, maar in de winter ben ik een pikeur in uitstelgedrag. Als het regent of koud is heb ik altijd wel een serieus klinkende smoes: vandaag is het veel te koud. Morgen is het vast beter weer, ik wacht wel op morgen. En zo rijgen de dagen zich aaneen, met het zeurderige gevoel dat ik echt niet goed bezig ben.
Maar je weet het nooit want misschien rolt er een keer een enthousiast verslag in je postbus over de lange wandelingen die ik maak door weer en wind.
Geplaatst in vroeger
Getagged bloedvergieten, brieven, broodnodig, diensrplicht, joggende, Oekraïne, overzeesche, postpapier, Skype, smiles, sneeuwvlakte, vrijheid
16 reacties
Aan ieder wordt verzocht iets mee te brengen.
Mijn achterkleinzoon Kilian is op 8 december vier jaar geworden. Ik was ook op het feest en ik keek vanaf de bank naar het feestgedruis terwijl ik dacht: dit is de derde generatie die ik vier jaar zie worden.
Er is wel veel veranderd in die tijd.
Kilian heeft op de creche gezeten en is al een beetje gewend in een groepje te functioneren.
Mijn kinderen gingen niet naar de creche – die bestonden nog niet in 1967. Trouwens, dat was ook niet nodig voor de spaarzame moeders die met kleine kinderen buiten de deur werkten.
Als ik het over “mijn kinderen” heb voelt dat vreemd en ongemakkelijk. Eigenlijk wil ik altijd “onze kinderen” schrijven, want zo voelt het.
En daarom ga ik het verder voortaan over “onze” kinderen hebben.
Toch waren er al enkele moeders die buiten de deur werkten.
De oplossing van die tijd was dat sommige moeders, als bijbaan, thuis op andermans kinderen pasten. Zo werd er toch een regeling voor werkende moeders geschapen.
Onze kinderen nam ik mee naar school. Er waren in die tijd veel te weinig leerkrachten. De nood was zo hoog dat er voor onze zoon in het lerarenkamertje een ledikantje stond. Zulke dingen konden toen nog.
We zagen als opa en oma onze kleinkinderen naar school gaan. Eens in de maand kwamen ze een lang weekeind logeren. Het was voor ons een feest. En voor hun ouders, die beiden werkten, een heel weekeind voor ontspanning. Zo konden ze zich opladen en er even weer helemaal voor elkaar zijn.
We maakten van dichtbij mee hoe het op school ging, en als rechtgeaarde grootouders waren we apentrots op hun leerprestatties.
We zaten weer om tafel zoals vanouds en speelden spelletjes. We maakten lekkere hapjes voor hen klaar en verwenden hen gruwelijk. Dit alles met toestemmimg van de ouders.
Achterkleinzoon Kilian heeft nu een paar dagdelen meegedraaid in groep 1, maar hij vindt het niet geweldig.
En als ik naar hem kijk als “omi”, denk ik: ach kereltje, wat ben je nog klein om al hele dagen naar school te gaan. Weg van je ouders en je vertrouwde omgeving.
Nu, als omi, zie ik dat meer en sterker dan bij onze eigen kinderen en later de kleinkinderen. Valt het mij meer op omdat ik nu meer tijd heb om bij de dingen stil te staan, en meer tijd heb om gade te slaan?
Als jonge ouders en jonge grootouders heb je het druk, en draai je mee met de gang van zaken. Bovendien het is gewoon goed dat het zo gaat. Het is fijn en om dankbaar voor te zijn dat kinderen groot worden en naar school gaan. Het zijn mijlpalen voor ouders, en je bent vol verwachting hoe je kinderen het zullen gaan doen op school. En je snapt best wel dat het soms lastig is voor je kind, al die nieuwe dingen leren.
Gelukkig maar dat het zo werkt. Fijn toch dat ouders kunnen genieten van het groot worden, en van de nieuwe dingen die het meebrengt.
Maar aan de andere kant, wat fijn dat er oma’s en opa’s zijn, en een omi op de achtergrond. Wat is veiliger voor een kind dan op te groeien in een breed familieverband?
Als juf viel het mij op hoe belangrijk familie is voor een kind. Hoe enthousiast zij vertelden over hun opa’s en oma’s en ooms en tantes. Hoe groot hun aandeel is in hun kinderwereld. Hoe trots zij over hen vertelden!
Het is weldadig en heel veilig voor een kind op te groeien in een hechte familie.
Een kind geniet en heeft de rust van ouderen nodig. Dat geldt trouwens niet alleen voor kleine kinderen, maar ook voor de ouderen. En zelfs voor eigen volwassen kinderen.
Wat een zegen dat het zo werkt, want het geeft mijn leven zin en samenhang.
Als Kilian bij mij binnenstapt loopt hij na een knuffel meteen naar de plek waar zijn speelgoed staat.
En als hij dan even later heerlijk op de grond zit te spelen besef ik hoe rijk ik ben, dat ik ook als omi belangrijk ben. Want hoe mooi, voor Kilian hoor ik er gewoon bij als hij het gezinsrijtje benoemt en optelt.
Het brengt mij nog meer bij het weten dat we er hier voor elkaar zijn. Ik lees weleens de opmerking dat ieder voor zich het verschil kan maken. En dat vind ik heel waar gezegd.
Overmorgen vieren wij Kerst. Hoeveel keren heb ik op mijn leeftijd al niet kerst gevierd.
Ik denk dat de kerstvieringen uit je kinderjaren de meeste indruk maken.
Wat ik mij vooral herinner is het spannende verwachtingsvolle gevoel dat ik had.
Het weten dat na het drukke gedoe in huis rond Kerst er iets heel speciaals stond te gebeuren.
Als op Kerstavond het vlees gebraden was, het huis was schoongemaakt en alle broers en zussen gearriveerd waren, was mijn moeder de koning te rijk. Ze keek, als Mater Familias, de kring rond en genoot! Oververmoeid van de voorbereidingen – maar geheel voldaan – kwam zij op Kerstavond, zittend tussen haar kinderen, tot rust.
En ik, als kind, dacht aan morgen. Op Kerstdagen zaten we in de voorkamer, de kamer die gebruikt werd voor speciale gelegenheden. En natuurlijk werd het Kerstfeest bij uitstek in de mooie kamer gevierd.
Maar eerst kwam morgenochtend het ontbijt met elkaar. Iedereen was thuis, dus de lange tafel zou helemaal in gebruik zijn. Na de kerkdienst, waar we allemaal naar toe gingen, kwam het feestelijk koffiedrinken in de voorkamer. En dat alles was niet voor één dagje, maar voor twee.
Echter, met zeker niet minder genoegen denk ik aan de Kerstdagen toen onze kinderen nog klein waren.
Ik zie hun blijde gezichtjes voor mij als de kaarsjes werden aangestoken. Ik hoor hun kinderstemmen kerstliedjes zingen die zij op school hadden geleerd.
Ik denk aan de nichtjes die iedere Kerst bij ons logeerden.
En natuurlijk bezochten we opa en oma, waar het ook al een drukte van belang was omdat de anderen ook op die gedachten waren gekomen.
De blijdschap dat we kwamen was er, ondanks alle drukte, niet minder om.
Weer thuis zongen we ’s avonds met zijn allen bij het orgel en soms kwamen de buren langs om mee te zingen.
De vreugde van de kinderen dat zij tot heel laat mochten opblijven sprak boekdelen. Dat maakte het feest compleet.
De tijd verstreek. Tot lang kwamen onze kinderen met kleinkinderen bij ons Kerst vieren en dat vonden wij heerlijk.
Frans zorgde er mee voor dat alles voor elkaar kwam. En hij kon zijn genot niet op als we met Kerst, zoals voorheen, allemaal weer bij elkaar waren.
Na mijn hartinfarct, vlak na een kerstviering, kwam er abrupt een eind aan het vieren in ons huis. Maris en Lo namen gelukkig het stokje over. En hoe!
Zij nodigen niet alleen mij, maar ook de anderen van ons gezin uit. En dat niet alleen, maar meer mensen die alleen zijn.
Aan ieder wordt verzocht iets mee te brengen wat door eigen hand is gemaakt – wat een goedmoedig wedstrijdje wordt in heerlijke gerechten.
Op voorwaarde dat het vegetarisch is, en daar is iedereen blij mee. Ook dit jaar is het de bedoeling en hopen we bij elkaar te zijn.
Inmiddels ben ik op leeftijd en kijk ik dankbaar terug op alles wat is geweest. Kerstfeest vieren in ons huis en alles regelen? Nee, voor alles is een tijd.
Tot Corona kwam gingen we op Kerstavond met zijn allen naar de kerk.
Daar zongen we met een stampvolle kerk oude en nieuwe Kerstliederen.
Tot ons groot verdriet zingt Frans de liederen niet meer mee en zo blijven we verstoken van zijn prachtige stem.
Een verhaal vol mooie herinneringen, met sporen van heimwee en verlangen naar wat er eens was.
Ik heb ook dit jaar weer naar verhalen van mensen geluisterd. Mensen vertelden hoe moeilijk zij de decembermaand vinden. De donkere dagen voor kerst, het einde van het jaar – het roept herinneringen op die moeilijk kunnen zijn.
Maar vooral werden mooie herinneringen gedeeld, gevuld met heimwee en verlangen naar wat er eens was.
Maar in heimwee en verlangen zit ook iets moois en troostvols. Want ze kunnen er alleen maar zijn bij de gratie van onze mooie, goede herinneringen.
Goede kerstdagen en een gelukkig nieuwjaar
Geplaatst in nu, vroeger
Getagged abrubt, boekdelen, decembermaand, gratie, heimwee, mooie kamer, Oma, Omi, Ooms, opa, stampvolle, tantes, troostvols, verlangen, voorwaarden
8 reacties
Nu liggen overal de dekentjes klaar
Toen ik deze week over internet surfte en rondneusde naar blogs, werd het mij – hoewel ik het al wist – nog duidelijker dat ik een eenzame blogger ben. Al voel ik mij niet eenzaam. Over het algemeen is het in blogland een heen en weer verkeer tussen bloggers onderling. Door intensief blogs te volgen en links van blogs te plaatsen krijg je meer bekendheid.
Ik heb ook geprobeerd om een actieve blogger te worden en op die manier mee te draaien. Ik schreef iedere week een blog en ik volgde andere bloggers om hun blogs op mijn site te vermelden. Echter, het bleek te tijdrovend en niet geschikt voor mij.
Over het algemeen zijn bloggers veel jonger dan ik ben, en zijn zij digitaal veel handiger.
Het kostte mij, vooral in de aanlooptijd, behoorlijk veel inspanningen om mijn blogjes te publiceren. Nee, een heel actieve blogger worden zat er niet in.
Abonnees en lezers die mij volgen zijn het inmiddels gewend dat ik soms meer, en andere keren minder blogs schrijf. Juist die keuzevrijheid maakt dat ik nu alweer jaren mijn blogjes met alle plezier – en op mijn manier – schrijf .
En nu iets heel anders. De winter en kou rammelt aan de deur. Vanochtend toen ik opstond was de kamer koud, althans kouder dan voorheen.
Sinds de energiecrisis heb ik de kachel wat lager gezet, en dat is een hele stap voor een ongelofelijke koukleum als ik. Mariska zegt altijd als ik het koud heb dat mijn wortels vast in een warm land liggen.
Maar nu heb ik mezelf toegesproken en gezegd: Maaike, wat betekenen een paar graadjes lager in je geriefelijk huis vergeleken bij de ontberingen van het Oekraïense volk? Hoe koud zullen zij het wel niet hebben in hun onverwarmde, onverlichte huizen?
En dat alles zonder uitzicht op betere tijden, met een winter die net begonnen is en nog kouder zal worden.
Het is niet vrolijk om er over te schrijven, het is verdrietig. Ik denk, nu het hier kouder wordt, dat het niet alleen mij bezighoudt, maar iedereen.
Ik vraag mij vertwijfeld af hoe zij daar de winter moeten doorkomen. Ik las zojuist dat ze in Brussel van alles aan het bedenken zijn om Oekraïne de winter door te helpen. Ik hoop en bid dat het zal slagen.
Het bracht mij ook tot het nadenken over de winters van vroeger bij ons thuis.
Ik weet dat het oud nieuws is als ik over mijn ouderlijk huis van vroeger schrijf.
Maar bij veel ouderen blijven de herinneringen uit de kinderjaren zich opdringen en bij bepaalde gebeurtenissen staat alles je weer helder voor ogen.
Want natuurlijk denk ik, nu de verwarming lager moet, aan de echte kou van vroeger.
Aan de schoorsteen die bij een Oostenwind niet wilde trekken. En hoe de wind de rook dan niet uit de schoorsteen naar buiten, maar naar binnen blies.
Ik zie mijn moeder tobbend bezig met de kolenkachel, hoe zij hem bijna wanhopig opporde, wetend dat het geen steek ging helpen.
Ik denk aan de koude nachten als de Noordenwind om het huis woei. Ik herinner mij dat de bovenkant van de wollen deken bevroren was van de wasem van mijn adem. En hoe ijskoud het huis was bij het opstaan. Aan de washandjes die vastgevroren aan de muur hingen. Zou ik daardoor misschien zo’n koukleum zijn geworden?
Als het over nostalgie gaat in mijn verhalen zijn het vaak de leuke dingen waarover ik schrijf. Maar deze verhalen zijn er ook. Verhalen over kou en oorlog.
Daaraan denkend zien we hoe goed we het nu hebben en dat daarbij de verwarming wat lager zetten peanuts is.
Als ik schrijf dat we het hier goed hebben, besef ik dat dit betrekkelijk is.
Iedere keer komt het nieuws met nieuwe cijfers over voedselbanken waar de mensen in de rij staan. Over torenhoge gasrekeningen en over voedselprijzen die omhoog schieten.
Het rare is dat de kloof tussen rijk en arm er altijd is geweest. Het is niet alleen in ons land zichtbaar maar wereldwijd zien we de ongelijkheid tussen arme en rijke landen toenemen.
Jammer en vreemd dat met de vooruitgang op allerlei gebied dit vraagstuk zo onoplosbaar lijkt te zijn.
Als ik vertel over vroeger hoor ik van mensen soms totaal andere verhalen. Want hoe anders is het om in een gezin van elf kinderen op te groeien of enig kind te zijn.
Soms sliep ik vroeger wel eens bij een vriendinnetje die een eigen slaapkamer had en was dan stomverbaasd.
Als ik dan thuis, zonder eigen kamertje, gezellig naast mijn zusje sliep was ik helemaal tevreden.
Toen ik later als jongste nog alleen thuis overbleef, kwam de eigen slaapkamer er alsnog. Dat was een hele beleving, en het gaf mij een gevoel van ongekende ruimte en vrijheid dat nieuw was.
En als het verder over de verwarming gaat ben ik aardig gewend aan de paar graadjes lager. Het is niet alleen voor mijn portemonnee dat ik gehoorzaam ben. Maar vooral ook om met elkaar deze winter door te komen. Nu er problemen zijn met de voorraad energie kunnen we ieder voor zich ons steentje bijdragen.
Een poosje geleden liep ik een kringloopwinkel binnen om rond te kijken. Ik vind het leuk en kringloopwinkels zijn waardevol voor de overbelasting van het milieu. Zo kun je het mooiste kinderspeelgoed vinden voor een habbekrats.
Ik zag een heerlijk warm vest hangen dat er prachtig uitzag. Met de aankomende winter in mijn achterhoofd heb ik het vest gekocht. En als het nu als een warme deken om mijn heen zit, vraag ik mij af of de eerste draagster wellicht met spijt aan haar warme vest denkt. Wie weet loopt ze te bibberen van de kou!
Waar ik kom liggen dekentjes klaar voor het bezoek. Hoe lief is dat!
Ik had ook voorheen altijd al dekentjes klaar liggen, maar het was toen een beetje hilarisch en ik gebruikte ze hoofdzakelijk voor mezelf.
Nu heb ik er zelfs een paar lekker warme bijgekocht en er kijkt niemand verbaasd als ik enthousiast met een dekentje zwaai. En zo hebben alle tijden weer tijden.
Nu ik het overlees blijkt het dat ik schrijvend weer een grote rondreis heb gemaakt – en al reizend kwam ik vroeger en nu tegen. Ik heb beiden de ruimte gegeven!
Geplaatst in nu, vroeger
Getagged betrekkelijk, bezitster, Brussel, dekentjes, hilarisch, kringloopwinkel, Oekraïne, peanuts, Rondreis, verwarming, vest, zwaaiend
14 reacties
Het snoepje van de week
Soms kan ik zelf niet geloven dat ik echt bij de oudere senioren hoor.
Dit gevoel geldt weliswaar alleen voor de dagen dat ik mij fit en ondernemend voel.
Op die dagen is het schrijven van een blog een “appeltje eitje” gebeuren.
Maar o wee als ik mij sloom en uitgeblust voel, dan is het schrijven een crime, dan moet ik mezelf ernstig toespreken en mezelf streng onderhanden nemen om iets te ondernemen.
Het gekke is dat ik door het schrijven het slome en zeurderige gevoel achter mij laat, waaruit blijkt dat aan de gang blijven een noodzaak is.
Als ik een verhaal schrijf over vroeger is er vaak veel bijval. Dit item blijkt trouwens ook hot te zijn in de uitgeverswereld. Er is veel belangstelling voor vroeger en er verschijnen allerlei boeken over. Daarom duik ik dit keer ook weer eens in vroeger tijden om een nostalgisch verhaal te schrijven.
Terwijl ik dit schrijf vraag ik mij af wat nu eigenlijk het verschil is tussen nostalgie en heimwee. Of wordt er hetzelfde mee bedoeld?
Heimwee blijkt toch iets anders in te houden dan nostalgie. Heimwee is een sterk en pijnlijk verlangen naar een plek die als thuis voelt. En nostalgie is meer een melancholisch verlangen naar dat wat geweest is.
Ik denk dat we bij het ouder worden beide gevoelens kennen.
Mijn lieve schoonzoon Lodewijk gaf mij een paar jaar geleden een bijzonder mooie attentie. Ik kreeg het onderstaande boek cadeau. En als we het over nostalgie hebben kun je aan dit boek je hart ophalen.
Ik heb er al heel wat keren in gebladerd en rondgesnuffeld, en iedere keer weer is het een feest omdat het zoveel herkenning in mij oproept.
Het staat vol met oude reclame-afbeeldingen van producten die vroeger werden gebruikt, en vaak nog wel bestaan, maar inmiddels een andere vormgeving hebben.
Het zijn juist die oude afbeeldingen/plaatjes die mij een nostalgisch gevoel en herinneringen aan vroeger bij mij oproepen.
Het boek beslaat ongeveer een eeuw en in die tijd is er van alles gepasseerd.
Als ik een afbeelding tegenkom van een pak wasmiddel waar Omo op staat, komt er meteen een herinnering boven.
In mijn kinderjaren loofde Omo een prijsvraag uit. Wie de mooist luidende, meest passende slagzin bedacht voor Omo, kreeg – als ik het mij goed herinner – een nieuw te bouwen huis cadeau.
In een slagzin wordt, in een korte zin of kreet, reclame gemaakt voor een product.
De winnende slagzin luidde: Sinds Omo domineert is alles dubbelblank.
We speelden in ons gezin vaak met het dominospel, en een dominosteen met twee blanke helften werd dubbelblank genoemd. De link was duidelijk en snel gelegd en knap gevonden, vind ik.
Overigens heeft Omo deze slagzin nooit gebruikt omdat het kon worden uitgelegd als een vorm van racisme dat blank overheerst. Wat ik voor toen een opmerkelijk heldere visie vind.
Ik vraag mij af of er tegenwoordig nog wedstrijden met slagzinnen worden gehouden. Ik zie ze nooit meer. Misschien ben ik niet goed op de hoogte – dan hoor ik het graag.
Ik ken een mevrouw die bijzonder goed was in slagzinnen bedenken.
Ze heeft er heel wat prijzen mee in de wacht gesleept.
Volgens dochter Mariska gebruikte ze vaak dezelfde slagzin en bracht zij een kleine variant aan naar gelang het onderwerp. Dit was voor mij nieuw, maar heel handig bedacht. De zin bleek dus goed genoeg om vaak iets te winnen.
Ik heb er mijn hoofd vaak genoeg over gebroken om een opvallende slagzin te maken. Helaas werd de prijs altijd uitgedeeld als ik nog aan het denken was.
Dan had je ook nog de rebussen. Bij de oplossing moest er een zin uit rollen die bij iets of iemand hoorde. Naar ik mij herinner waren het vaak spreekwoorden.
Wikipedia zegt over de rebus: “Een rebus is een soort van woord-puzzel. In een rebus worden figuren gebruikt om woorden of woorddelen voor te stellen. Naast de figuren bestaat de rebus meestal uit letters die toegevoegd, verwijderd, of vervangen moeten worden door andere letters.”
Ze waren soms heel leuk bedacht. En werden ook vaak voor het vermaak van kinderen opgesteld, soms niet eens gemakkelijk. Ik vond het reuzeleuk om ze op te op te lossen en ik zal vast niet de enige zijn.
Ik ben heel benieuwd of er nog rebussen bestaan en of ze nog ontworpen worden.
Als ik het boek verder doorblader kom ik Popla toiletpapier tegen. Dat bestaat weliswaar nog gewoon, maar de reclamezin van vroeger helaas niet meer: Koning, keizer, admiraal, Popla kennen ze allemaal.
Dat reclamezinnen in je hoofd blijven hangen, is in ieder geval bij mij het geval. Als ik Popla toiletpapier koop schiet die zin nog vaak in mijn hoofd. En als ik Omo ergens zie staan gebeurt hetzelfde.
Vroeger werd er gezegd: Herhaling is de toverkracht van de reclame. Wel dan is het meteen ook duidelijk waarom reclamezinnen steeds maar worden herhaald.
En een oude, heel vertrouwde slagzin was die van het Zeeuws meisje: Ons bin zuunig en geen cent teveel hé.
Een reclamezin die ook nog in mijn hoofd zit, maar eruit mag, is: Een gezonde roker is geen onruststoker.
Zo hadden wij vroeger thuis een rookfauteuil die op allerlei standen kon worden gezet om heerlijk ontspannen te kunnen liggen tijdens het roken.
Iedereen weet dat die reclame allang is achterhaald, ook al is een tevreden roker ook nu nog geen onruststoker, is er iets heel anders aan de hand met roken. Tegenwoordig staat op ieder pakje sigaretten: roken kan dodelijk zijn.
Ik heb al vaak gedacht: hoe bestaat het toch dat rokers dat iedere keer weer zien staan en desondanks blijven roken?
De eerlijkheid gebiedt mij wel te zeggen dat ik er nooit aan begonnen ben en dus niet weet wat verslaafd zijn aan roken betekent. Hoe moeilijk het is om er vanaf te komen weet ik inmiddels wel vanuit mijn omgeving. Er is veel wilskracht en inspanning voor nodig om van het roken af te komen.
Voor mensen die de moed hebben – of eraan denken – om te gaan stoppen: heel veel sterkte gewenst!
Nog een paar reclamezinnen die niet direct heel oud zijn, maar iedereen kent:
C&A is toch voordeliger.
Een heel bekende reclamezin, uit de heel oude doos, is die van winkelketen de Gruyter: En betere waar, En tien procent korting, Alleen de Guyter.
Toen na de oorlog in 1949 de suiker niet meer op de bon was werd door de toenmalige, grote winkelketen De Gruyter een attentie bedacht voor de klanten: Het snoepje van de week.
Het “snoepje” werd een groot succes en toen bij het snoepje ook nog een klein speeltje werd uitgedeeld was kon De Gruyter niet stuk.
Mijn man Frans vertelde dat zijn moeder vrijdagsavonds kranten uitlegde op de tafel om alle reclames door te nemen en aan te strepen. Daarbij werd vooral De Gruyter niet vergeten, want daar hadden ze het ” snoepje” van de week en dat werd natuurlijk blij onthaald.
Later gaf De Gruyter in 1949 er elke week ook nog een klein cadeautje bij weg aan kinderen. En natuurlijk was dit heel welkom in het grote gezin.
De hond kwispelt, draait met zijn ogen en het mandje gaat heen en weer
Op zaterdagochtend werden de oudere kinderen eropuit gestuurd, ieder een kant op om de koopjes binnen te slepen.
Toen later de grote supermarkten opkwamen miste De Gruyter helaas de aansluiting en ging de grote winkelketen ter ziele.
Dat waren toch heel andere tijden dan nu. Al zijn er nu in onze tijd helaas nog veel gezinnen waar de eindjes met kunst en vliegwerk aan elkaar geknoopt moeten worden – en de voedselbanken het werk bijna niet aankunnen.
Nu ik aan het einde van mijn verhaal raak zie ik dat er van alles is langs gekomen.
Tja, als ik over vroeger begin komen er allerlei onverwachte herinneringen boven en die horen er dan gewoon ook bij.
Veel leesplezier.
Je kunt gratis abonnee worden van: Mee op de Wind, als je rechtsboven je gegevens invult.
Geplaatst in Geen categorie
Getagged De Gruyter, domineert, dominostenen, dubbelblank, Omo, onruststoker, Popla, reclame, reclamezinnen, Snoepje, voedselbanken, Zeeuws meisje
12 reacties
Over herkenning en dat alles er mag zijn!
Vandaag is het een regendag, in tegenstelling tot gisteren, toen het heerlijk weer was.
En dat was fijn, want die dag hadden twee zwagers van de Puttersfamilie een familiediner belegd in Heerjansdam.
Vroeger toen wij nog jong waren aten we ’s avonds. Nu, bij het klimmen der jaren vindt het festijn rond één uur in de middag plaats.
Het etentje komt mij prima uit want ik kan meteen ook mijn enig overgebleven broer Huib in Barendrecht met een bezoek vereren. De planning is dat ik bij hem overnacht en de volgende dag terugga naar Amstelveen.
Omdat ik de route al heel vaak gereden heb, besluit ik weer eens in mijn autootje te stappen. Door regelmatig tochtjes te blijven maken hoop ik nog een poosje deel te blijven nemen aan het snelverkeer.
Mijn koffertje staal al vroeg klaar in de hal.
Na nog wat geregel en een haastig telefoontje ben ik klaar voor mijn vertrek.
Met koffertje en een zakje afval loop ik naar de lift.
Mijn gemeentepasje, om de container te kunnen openen, zoek ik in de lift vast op. Eenmaal beneden zet ik buiten mijn koffertje even bij de grote haldeur om straks mee te nemen naar de auto.
Even later valt mijn afval met een doffe plof in de afvalbuis.
Alles is weer goed gegaan. Want ik ken mezelf – het zou zo maar kunnen dat ik in een ogenblik van afwezigheid mijn sleutels ook toevertrouw aan de afvalbuis.
Een poosje geleden viel mijn sleutelbos bij de lift uit mijn handen precies in een open kier van de liftschacht. En jawel hoor, met luid gerinkel vielen mijn sleutels in de liftschacht naar beneden.
Vol ongeloof tuurde ik in de gleuf om iets te ontwaren, maar ik staarde in een stikdonker niets. Maar ach, ook dat is weer goed gekomen.
En al kost het tijd en vindingrijkheid om de perikelen van mijn dromerigheid op te lossen, ik ben daardoor vaak wel een heel blij mens als het weer ten goede keert.
Maar gelukkig verloopt vandaag alles naar wens tot nu toe, en vol zelfvertrouwen loop ik monter naar mijn auto.
Het zonnetje schijnt en mijn autootje, dat kort geleden een grote beurt heeft gehad, loopt ook nog eens als een zonnetje.
Veel te vroeg kom ik aan bij Het Waaltje in Heerjansdam dat tegen Barendrecht aan ligt. Maar zo heb ik alle tijd om eerst alleen een kop koffie te drinken en alles gade te slaan terwijl ik het zicht heb op de lange tafel die voor ons gezelschap gereed staat.
Weldra druppelen mijn zwagers en schoonzussen binnen en zoek ik daarom ook mijn plaatsje maar op.
Tijdens gezellige verhalen kijk ik een beetje peinzend naar de vertrouwde gezichten.
Ik trek al ruim zestig jaar met de familie op, ik ken hen van haver tot gort en mijn zwagers en schoonzussen zijn mij heel eigen geworden. Wat is er veel gebeurd, vooral de laatste jaren.
Ik zie kale hoofden en grijze haren, het lopen gaat bij sommigen moeizaam. Bij één schoonzus gaat het lopen heel slecht en ook met een rollator blijft het toch zeer moeizaam gaan. Maar ze aanvaardt het met een tevredenheid en vrolijkheid die ik zo goed van haar ken.
Trouwens, die tevredenheid en vrolijkheid is bij de hele familie terug te vinden, en was ook bij mijn Frans aanwezig. Het maakt het samenzijn ontspannen.
Die vrolijkheid viel mij de eerste keer toen Frans mij meenam naar zijn thuis al op.
Toen Frans drie jaar geleden op drieëntachtigjarige leeftijd overleed, was hij de eerste van de elf kinderen. En nu, drie jaar later, zijn vier broers en zussen hem gevolgd.
En evenals in mijn eigen familie is er nu het gemis van dierbaren.
Dit is de tol die, helaas, bij oud worden hoort: verlies en gemis van hen die eens een plaats in je leven hadden!
Mijn zwager naast mij vertelt dat hij met een andere zwager een cruise gaat maken van 79 dagen, naar onder andere Antarctica.
Deze twee broers trekken hun hele leven al met elkaar op en wonen al jaren gezamenlijk in één huis.
Ook al moet ik er niet aan denken om 79 dagen van huis te zijn, Antarctica zou ik heel graag willen zien. Maar ik krijg voor ze vertrekken een reisbeschrijving zodat ik hen 79 dagen kan volgen. Na de reis komen zij altijd langs met reisbeschrijvingen en prachtige beelden die zij hebben vastgelegd, en zo mag ik meegenieten.
Het was jaren geleden dat ik in Het Waaltje was geweest. Vage beelden dat het er vroeger heel anders uitzag bleken te kloppen. Het was verbouwd tot een modern onderkomen.
We konden ieder voor zich bestellen, wat altijd gemakkelijk is. Op de kaart was weinig rekening gehouden met mijn vegetarische voorkeur.
Als je in Amsterdam een vegetarisch tentje zoekt staat internet er vol mee. Maar tenslotte heb ik, door wat water bij de wijn te doen, lekker gegeten.
Als ik nog nagenietend naar mijn auto loop denk ik ineens: waar is mijn koffer?
Heb ik hem vanochtend wel meegenomen? Hoe ik mijn hoofd er ook over breek, ik vind geen herinnering dat ik hem in de auto heb gezet. Het zal toch niet waar zijn dat hij nog buiten bij de deur staat? Zo stom kan ik toch niet geweest zijn?
Bij de auto gluur ik vol bange vermoedens door het achterraampje of mijn koffer op de achterbank staat, terwijl een lichte wanhoop in mij omhoog rijst. Ik zie niks staan.
Als ik de achterdeur open maak is er geen koffer te bekennen. Niet op de grond tussen de stoelen, en niet op de achterbank.
Wat ben ik toch een zeldzame oen, wie vergeet nou een koffer? Hoe ga ik mijn logeerpartij nu oplossen?
Ik denk aan mijn broer die zo blij was dat ik zou komen. Hoe vertel ik het hem en hoe reageert hij?
In ieder geval ga ik naar hem toe, dat is het minste wat ik kan doen.
Als Huib mij binnen laat voel ik mij opgelucht dat hij er goed uitziet. Ik neem plaats op mijn vaste plekje tegenover hem en wacht niet te lang met mijn biecht.
Als ik klaar ben zegt hij: “ik begrijp het, ik vergeet zoveel”. Vreemd dat hij het begrijpt, want iets vergeten kwam vroeger in zijn woordenboek niet voor. We lijken gelukkig (voor hem) niet allemaal op elkaar.
Een poosje later neem ik het besluit om naar huis te gaan, hoe naar het voor Huib ook is.
Ik wil weten waar mijn koffer is. Heeft iemand zich erover ontfermd? Ik hoop het.
Als ik met Huib heb gegeten en de afwas in de vaatwasser staat ga ik nog even zitten.
Niet lang, want Huib is niet sterk meer en met de klok van zeven rond hij de dag af, en gaat zoals altijd naar bed.
Als Huib verzorgd en tevreden op bed ligt groet ik hem. De lift brengt mij naar beneden, waar mijn auto staat.
In het donker tuf ik naar huis over slecht verlichte wegen. Het is rond de honderd kilometer rijden naar Amstelveen. Ik ben heel blij en dankbaar als mijn appartement uit het donker opdoemt.
Ik ben benieuwd waar mijn koffer is. Ik zie in het donker iets voor de deur van het gebouw liggen. Het zal toch niet waar zijn dat het mijn koffer is, dat zou toch te gek voor woorden zijn?
Zo hard als mijn benen kunnen loop ik naar de deur. En wat ligt daar? Mijn koffer, op de plaats waar ik hem vanochtend heb neergezet, alleen nu in liggende stand. Ik ben verbaasd en kan niet blijer zijn met deze afloop.
Maar zeer vreemd dat niemand mijn koffertje binnen heeft gezet. Dat het hier heel de dag bij de deur bleef liggen. Wat een geluk dat ik naar huis ben gegaan!
Al ik mijn koffer achter mij meetrek klinkt het geluid van de wieltjes als prachtige muziek in mijn oren. Wat ben ik blij.
Als mijn kinderen mijn verhaal horen zijn zij totaal niet verbaasd, want hetzelfde kan hen zomaar morgen gebeuren. Wat heerlijk die herkenning van je familie waardoor het niet vreemd of laakbaar is wie je bent en hoe je iets doet, maar dat alles er gewoon kan zijn.
Geplaatst in nu
Getagged Antartica, Cruises, Familiednertje, Heerjansdam, herkenning, Het Waaltje, koffertje, laakbaar, oen, tuffen, verlichting, wieltjes
8 reacties
Nog nooit zo blij geweest dat er machinisten bestaan!
Een blog vers van de pers.
Het is hoog tijd om weer eens naar mijn zus in Goes te gaan. En dat ga ik doen met het openbaar vervoer, de auto blijft maar eens op stal.
De regiotaxi die mij naar Amsterdam- Sloterdijk gaat brengen staat precies op tijd 9.15 uur voor de deur. Wat een geweldige voorziening is die Regio taxi toch!
Ik ben aan de vroege kant op het station maar na wat gezoek vind ik het koffiehuis.
En daar staat een heerlijke fauteuil op mij te wachten.
Het is druk op de vroege ochtend. Vanuit mijn comfortabele leunstoel kijk ik genoeglijk al het gedoe om mij heen aan. Weer eens iets anders dan met mezelf koffie drinken.
De trein rijdt keurig op tijd binnen, eigenlijk verloopt alles als een zonnetje.
In de trein loop ik het trapje op naar boven. Er is genoeg ruimte om een goed plekje te zoeken – wat belangrijk is, want de treinreis gaat twee en een half uren duren.
Misschien kan ik wel een uiltje knappen, het slapen was pet vannacht.
Kijk hier, dit is een uitgelezen plekje en ik heb alle ruimte.
Zodra ik zit realiseer ik mij: fout gekozen, Maaike. Achter mij zit een meisje aan haar telefoon en in een stortvloed van woorden vertelt zij haar verhaal aan iemand.
Mijn hoop dat ze zo wel klaar zal zijn gaat na verloop van tijd in rook op.
Maar er zijn ergere dingen dan dit. En soms wordt het zelfs vrolijk als het meisje onbedaarlijk moet lachen.
De trein zet zich na iedere stop traag in beweging maar wat geeft dat, ik heb de tijd.
Het is eigenlijk heel fijn, een treinreis. Ik hoef alleen maar te zitten en terwijl ik mij laat rijden kan ik heerlijk naar buiten kijken.
Mijn tevreden overpeinzing is wat voorbarig, want opeens klinkt de stem van de machinist door de luidspreker: “Dames en heren. Vanwege een ongeval op ons traject zal deze trein niet verder rijden dan Den Haag Hollands Spoor. Het zal wel enige tijd kosten eer alles is hersteld. Voor reizigers naar Rotterdam zal op Hollands Spoor een bus worden ingezet”.
Als ik om mij heen kijk zie ik iedereen onverstoorbaar door appen alsof er niets is gezegd. Zou dit voor hen inmiddels aan de orde van de dag zijn?
Gelukkig heb ik nog even tijd om te overdenken wat ik ga doen, want wil ik dit allemaal wel? Overstappen op een bus naar Rotterdam ? Vandaar een trein zien te vinden die naar Goes gaat. En wie zegt mij wat zich verder nog voor doet eer ik in Goes geboemeld ben? Daarbij is het weer ook niet uitnodigend.
Op het perron in Den Haag kijk ik naar buiten en schrik mij een hoedje.
Het ziet zwart van mensen.
Ineens rijzen de bekende beelden voor mij op van overvolle perrons en wachtende mensen. Zittend op de bank denk ik dan: gelukkig sta ik daar niet in.
Hoe moet ik straks, tussen die krioelende mensen, mijn weg vinden? En waar staat die bus eigenlijk? Bovendien zal die bus overvol zijn. Nee, dat wordt het niet op mijn leeftijd.
Ik kijk verbaasd naar mijn gedachten. Het is niet mijn gewoonte zo te denken.
Maar vandaag dus wel en ik vind het zelfs wijs van mijzelf.
Even later sta ik op het perron tussen andere reizigers. En zoals iedereen heb ik de smartphone uit mijn tas gehaald om te kijken of er nieuws is.
Ik heb het geluk dat ik vorige week een NS app op mijn smartphone heb geïnstalleerd.
Dat komt nu goed van pas. Ik kan nu in ieder geval op de app kijken of er nieuws is.
Het enige wat ik zie is het oude nieuws dat er treinen uitgevallen zijn. Dan maar de borden volgen.
En na enig wachten verschijnt op de borden de verrassende mededeling dat over een paar minuten de trein naar Amsterdam binnenrolt. Wat een opluchting, wat een geluk!
Blij dat er schot in zit, stap ik in de trein.
Het kost wel enige wachttijd eer de trein vertrek, er moet kennelijk nog iets geregeld worden. Maar wat zou dat, ik zit droog en wel in een trein die mij maar naar huis gaat brengen.
Tot de volgende mededeling door de luidsprekers klinkt: “Dames en heren.
In deze trein is geen machinist aanwezig. Deze trein zal niet vertrekken. U kunt allen uitstappen en wachten op een volgende trein”.
Ik pak mijn koffertje maar weer op en voeg mij andermaal tussen de reizigers op het perron. Ook nu laat iedereen het gelaten over zich heen komen. Of is dit schone schijn? Staan er boze mensen tussen die de NS gaan aanklagen?
In ieder geval vallen er geen boze woorden of verwensingen.
Ik heb het gelukkig niet koud. Ik ben een verschrikkelijke koukleum en ik heb mij daarom vanochtend belachelijk warm aangekleed. En dat komt nu van pas.
Dan gebeurt wat niemand meer durft te hopen. Er komt na verloop van tijd een trein binnen naar richting Amsterdam.
Zo zit ik even later dan in de zoveelste trein.
Mocht ik denken dat het voorbij is en we zonder zorgen naar Amsterdam rijden – dan zit ik ernaast.
Ik kan het ook niet helpen dat mijn verhaal eentonig wordt. Want wat te denken van het volgende bericht: “Dames en heren. Deze trein rijdt tot Leiden, het is onzeker of daar een machinist gevonden wordt voor deze trein”.
En nu word ik moedeloos. Ik zal heus wel een keer thuiskomen. Maar wanneer en hoe? Nee, mijn treinreisje loopt uit op een debacle, want wat staat mij in Leiden nog te wachten?
Wanhoop nooit, want wat gebeurt ? Er is in Leiden een machinist gevonden! En die zal ons naar Amsterdam brengen.
Ik ben nog nooit zo blij geweest dat er machinisten bestaan. En dat er één gevonden is voelt als een wonder. Even later rijden we zonder oponthoud naar Amsterdam. Weliswaar ben ik nog niet in Amstelveen, maar nu is het zo gepiept.
Als ik in Amsterdam op het perron sta moet ik mij even oriënteren waar de uitgang is.
Een jonge vrouw vraagt vriendelijk waar ik naar toe moet. Als ze hoort dat ik de uitgang zoek wijst zij de richting. Ze loopt meteen weer door. Haar onverwachte, vriendelijke aandacht doet mij goed.
Als ik buiten ben loop ik naar de tramhalte en stap in Amsterdam-Zuid over op de bus.
Eenmaal thuis kijk ik op de klok en constateer dat ik 5 uur onderweg ben geweest voor een retourtje Den Haag Hollands Spoor. Dit is toch een unicum
Uiteindelijk zijn al deze frustraties en ongemakken te plaatsen onder het kopje: klein leed. Het grote lijden vindt, onder andere, plaats in Oekraïne en op de slagvelden waar vele duizenden jonge Oekraïners en Russen in een verschrikkelijke oorlog de dood vinden.
Lieve NS, al deze perikelen zij jullie vergeven! Ongetwijfeld zijn jullie, naast veel andere bedrijven, naarstig op zoek naar personeel. Ik begrijp het.
Hoewel, begrijpen? Ik begrijp er eerlijk gezegd geen snars van van waar al dat personeel van vroeger is gebleven. En waar jullie werknemers kunnen vinden weet ik ook niet. Maar laten we hopen op betere tijden.
Geplaatst in Geen categorie, nu
Getagged Amsterdam_Zuid, Goes, Hollands Spoor, Leiden, luidsprekers, machinist, NS, Russen Oekraine, snars, tijden, werknemers
8 reacties