Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen
Leo Vroman
Dicht bij ons huis loopt de treinrails over de weg. En ik breng dan ook heel wat tijd door voor een gesloten overweg. We moesten de overweg over om ergens te komen. Het treinstation lig helemaal buiten het dorp, maar wij zijn zo gelukkig dat we er vlak bij wonen En als het nodig is maken wij een reisje naar Rotterdam.
Ik word al groot, 9 jaar. Vandaag is het feest. Mijn moeder en ik gaan samen naar de stad. Ik krijg vandaag een nieuwe jas, een spiksplinter nieuwe jas. Geen afdankertje van mijn zus. Nee een nieuwe jas, gekocht voor mij. Moeder staat al aangekleed: hoedje op, tasje in haar hand om naar de trein te gaan. “Opschieten meid” zegt ze “ anders halen we de trein niet. Als we over de dijk lopen luister ik naar het klikken van haar hakken over op de straat. Ik heb vandaag mijn zondagse lakschoenen aan. Af en toe moet ik wat harder lopen om haar bij te houden. Mijn kniekousen zijn helemaal naar beneden gezakt en dat vind ik een naar gevoel. Maar er is geen tijd om ze omhoog te trekken want we zijn heel laat.
Puffend en hijgend stappen we in de trein. Gelukkig we hebben het nog net gehaald. Als we zitten pakt moeder haar portemonnaie uit haar tasje en telt nog eens haar geld. Ik kijk naar haar gezicht: zou het doorgaan? Ze bergt haar portemonnaie weer op en kijkt een beetje: ik weet niet goed hoe ze kijkt. In ieder geval niet blij, vind ik. We stappen uit op het Blaak Station en lopen naar de Hoogstraat. Daar zie ik, zoals altijd, de Laurenskerk staan, zwaar gehavend door brand, na het bombardement van 1940. Een eenzaam, verwoest bouwwerk midden in een open vlakte van puin. Ik kijk naar de toren, die in de steigers staat. En altijd weer voel ik mij treurig bij het zien van de toren: een gehavend geraamte. Hoe moet dit ooit goed komen? Ik wil even blijven staan en kijken. Het liefst zou ik naar de toren toe lopen om er even heel dicht bij te zijn, alsof ik hem aandacht wil geven. Moeder trekt mij mee. “Kom, we hebben geen tijd om te kijken. Je hebt het toch al meer gezien?” We lopen door de Hoogstraat. Een lege straat zonder huizen. De gaten waar eens huizen stonden, gapen mij aan. Wanneer zullen er weer huizen staan, vraag ik mij af.
“We gaan eerst maar eens bij Esders kijken, die heeft tenminste goede kwaliteit” zegt moeder. Mijn hart zingt: ik krijg een nieuwe jas, hiep hoi! Even later staan wij bij de jassen. Moeder haalt een bruinige jas uit het rek. “Dat is voor meisjes van 11 jaar moeder”. “Dat geeft niet, trek hem maar eens aan. We kopen hem op de groei” zegt ze. Ik trek de jas aan. De mouwen zijn veel te lang en de schouders hangen veel te laag. Ik zou wel willen huilen, met deze jas loop ik voor gek. “Ja” zegt moeder “wel een beetje groot”. Ik zucht: gelukkig. Ze pakt een andere :“hier trek deze eens aan. Die lijkt mij veel beter”. Moeder kijkt naar de prijs, ik naar de jas.
Vind ik hem mooi? Ik weet het niet. Ik durf niet te zeggen dat ik de kleur niet mooi vind: donkerblauw. “Zullen we deze dan maar nemen?” Moeder loopt al naar de kassa. En ik, een beetje blij, er achter aan. “ Zullen we er een rode muts bij kopen?” zegt moeder. Moeder loopt mij al voor naar buiten. Een rode muts? Ja, dat is mooi! Vandaag krijg ik ook nog een rode muts. Eigenlijk vindt moeder dat helemaal niet mooi, weet ik. Veel te opvallend zegt ze anders altijd.
De rode muts en de nieuwe jas zitten nu in een grote zak. We kunnen weer naar huis. De zak met mijn nieuwe kleren draag ik zelf. We lopen weer terug door de Hoogstraat. Ik wil de Laurenstoren niet meer zien, loop hem afgewend voorbij. Even later slaan wij af naar het station. De trein komt over 7 minuten. De trein is keurig op tijd. Als alles mee zit zijn we over een half uurtje thuis!
De wederopbouw van de Laurenskerk heeft jaren geduurd. Een groot gedeelte van mijn jeugd stond de kerk in de steigers. Een herinnering aan de oorlogsjaren. In 1970 werd de wederopbouw als voltooid gezien. Later heb ik prachtige muziekuitvoeringen bijgewoond in de Laurenskerk.
Gelukkig dat dit prachtige gebouw bewaard is gebleven voor komende generaties.
Ten tijde van het verhaal, bestond Station Blaak nog niet. Het heette toen nog Station Beurs.