“ Ach, mijn zoon is ook soldaat.”

Gedichten, liedjes van vroeger, ze zijn verweven in mijn herinneringen.
Gedichtjes, versjes die ik als kind niet eens leerde maar door de herhaling in mijn brein werden opgeslagen. Mijn moeder hield van zingen, gedichtjes citeren, en zij bleef ze herhalen tot op hoge leeftijd. Ik was een gretig afneemster van al dat “oude taalgebeuren.” Het zit alles opgeborgen in mijn hoofd.

Het volgende verhaal gaat over zo’n oud gedichtje. Nu niet door mijn moeder geciteerd maar door een oudere broer die het zou gaan declameren op een jaarvergadering. Het gedichtje zat opgeslagen in mijn geheugen. Maar toen ik het na ging kijken kwam ik er achter dat ik toch een coupletje vergeten was en dat staat er nu natuurlijk ook bij. Het gedichtje gaat over een soldaat die in oorlogstijd inkwartiering (onderdak) zoekt voor de nacht. Het is een heel oud gedichtje dat verteld over de Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918.

IJsberen rond de tafel

Het is avond, de lamp boven de tafel is al ontstoken. Mijn oudste broer Jos loopt ijsberend door de kamer. Voor zijn ogen houdt hij een velletje papier. Zijn mond murmelt wat onverstaanbaars, denkt hij, maar niet voor mijn jonge oren. Het aanhoudend gemompel komt bij mij duidelijk binnen.

Volgende week is het jaarvergadering van de jongelingsvereniging van onze kerk. Jongens vanaf zestien jaar kunnen naar de jongelingsvereniging. Broer Jos zit er ook op. Er is ook nog een knapenvereniging voor jongens vanaf twaalf jaar. Naast de jongensverenigingen zijn er ook meisjesverenigingen. Als ik groter ben mag ik er naar toe. Voor alle verenigingen is er ieder jaar een jaarvergadering. Die worden gehouden in het kerkgebouw. Het is een feestelijk gebeuren waarbij de hele gemeente wordt uitgenodigd. De jongeren verzorgen dan met elkaar de avond, zij maken er echt werk van. Naast een Bijbels onderwerp word er ook vaak een Geschiedkundig of Algemeen onderwerp behandeld. Uitgeschreven door de jongeren zelf.  Er zijn altijd behoorlijk veel mensen die het bijwonen. Jos heeft toegezegd dat hij op dit jaarfeest een gedicht zal declameren.

Zoals Jos door de kamer beent, verdiept in het leren van zijn gedicht, is het duidelijk dat hij geniet. Hij loopt rond de tafel, maakt een onverwachte zwaai naar rechts en vervolgt declamerend zijn wandeling langs het raam en de kamerwanden. Hoe komt het gedicht op tijd in mijn hoofd, is zijn bange vraag. Want het is een erezaak voor hem dat hij het gedicht zonder hulp van zijn papiertje gaat voordragen. Ik luister naar de klemtonen die Jos uitspreekt. En ik weet, dat ik door het luisteren ernaar het gedicht straks ook kan opzeggen.
Jos blijft sommige zinnen steeds maar herhalen, het lukt hem nog lang niet het gedicht helemaal uit zijn hoofd op te zeggen.
Het refrein weet hij in middels wel: ’t Rim’plig vrouwtje wil niet luis’tren, enz.

Over drie dagen is het al zover en wordt de jaarvergadering gehouden.
”Je bent er ook veel te laat aan begonnen en nu voel je de druk” zegt moeder. Jos gaat sneller lopen en luider praten. Het murmelen is al lang voorbij. Het zal hem toch niet gebeuren dat hij een straks een flater slaat, dat hij moet spieken?
”Waarom krijg ik er die regel niet in” roept hij moedeloos.
”Ik zou het maar even wegleggen. Straks, over een uurtje lukt het vast wel” raadt moeder aan. Maar Jos geeft niet zomaar op, hij wil het nu op kunnen zeggen. Hij zwabbert nog een poosje declamerend door de kamer maar het wordt hem uiteindelijk toch te gortig. Hij stopt het briefje in zijn broekzak voor betere tijden en loopt naar buiten, daar wordt het al donker.

Als ik de volgende ochtend opsta en de huiskamer inloop ben ik verbaasd dat Jos zo vroeg al weer door de kamer loopt, en met het gedicht bezig is. Hij laat er geen gras over groeien. Hij heeft vast al een hele poos geoefend want het gaat nu veel beter dan gisteravond, hoor ik.
”Hier” zegt hij, “wil jij mij even overhoren?” Ik kijk naar het velletje papier dat hij voor mij op tafel legt. Ik sta perplex. Dit is mij nog nooit gebeurd: ik ga mijn oudste broer overhoren! Jos loopt al weer door de kamer. Nu zonder het velletje papier. Ik luister, terwijl controleer ik de tekst:

   

Inkwartiering

”Goede vrouw, wat stookt ge toch,
’t Haardvuur brandt zo vrolijk nog.
Kijk nu, zo’n verkwistend vrouwtje,
Spaar uw hout toch, vriend’lijk oudje
Luister toch naar goede raad.”

’t Rimp’lig vrouwtje, wil niet luist’ren
En zij zegt met zachtkens  fluist’ren:
” Warm je, warm je toch soldaat.”

”Goede vrouw, bewaar je ham.
Dacht U dat ik daarvoor kwam?
‘k Heb zo even moet U weten,
In de herberg al gegeten.
Op mijn woord, ik ben verzaad.”

’t Rim’plig vrouwtje, wil niet luist’ren
En zij zegt met zachtkens fluist’ren:
” Eet nu, eet nu toch soldaat.”

”Moedertje wat zotternij
’t Beste bed, en dat voor mij?
Nee, maar dat is overdreven,
Wijs mij maar de hooischuur even.
In het hooi slaap je ook niet slecht.”

’t Rimp’lig vrouwtje, wil niet luist’ren
En zij zegt met zachtkens fluist’ren:
” Slaap nu, slaap nu maar soldaat.”

Het is ochtend, hij moet heen;
”k Groet U moedertje” maar neen,
’k Voel die rugzak zwaar vanmorgen
“k Ben verlegen door uw zorgen

Waar u mij mee overlaadt ..”

’t Rimp’lig vrouwtje, wil niet luist’ren
En zij zegt met droevig fluist’ren:
”Ach, mijn zoon is ook soldaat.”

Castro 1898)

“Zo dat zit er in. Je hebt het gehoord he? Feilloos, zonder fout of hapering! Jos kijkt mij trots aan. Hij heeft heel wat meer praats dan gisteren.

Moeder is nu ook naar beneden gekomen en komt de kamer binnen. Ze kijkt verwonderd en vragend naar Jos en mij.
Jos pakt het papier demonstratief van tafel steekt het in zijn zak en zegt tegen moeder: “ Hier zit het goed, ik heb het niet meer nodig, het gedicht zit in mijn hoofd. Hij kijkt moeder zegevierend aan.
” Nou dat heb je snel gedaan” zegt moeder. “Nu ben je toch nog ruim op tijd klaar.”

De volgende dagen hoor ik Jos nog af en toe voor de zekerheid het gedicht murmelen. Maar het spiekvelletje blijft keurig in zijn zak zitten. Het houdt hem wel bezig want zelfs als hij buiten loopt zie ik zijn mond bewegen.
Op de bewuste avond gaat Jos opgeruimd en vol zelfvertrouwen naar de jaarvergadering. Het gedicht kan hij dromen. Hij zal vanavond eens laten horen wat declameren is!

 

 

Dit bericht heeft 10 reacties

  1. Nellie Bal

    Wat leuk maaike dat gedicht ,dat jij het helemaal uit je hoofd kan ,wat knap van jouw na zoveel jaar geleden ,zelf moet ik het ook nog ergens hebben ,zal het wel eens opzoeken, dan komt natuurlijk van jullie vandaan begrijp ik nu .ja vroeger warwen er best mooie geichten ,,,ook uit de oorlog 1940 ,,1945 . Daar heb ik er ook nog wel van , .maar je hebt er weer een leuk verhaal omheen gemaakt ,,compliment hoor,, groet van Nelly Bal

    1. Mee op de wind

      Dag Nellie, wat leuk dat jij dat gedichtje ook hebt. Misschien gekregen van broer Janus? Mijn oudste broer zou het dus op gaan zeggen en ik zie hem nog door de kamer lopen.Ik denk dat hij het meerdere keren heeft gedaan voor een jaarvergadering. Hij hield ervan om met gedichten bezig zijn, net zoals mijn moeder en ik. Het geeft mij altijd een dankbaar gevoel dat wij dit meekregen in ons gezin. Ik denk dat het gedicht niet erg bekend is omdat het al zo heel oud is.
      Hartelijk dank voor je reactie Nellie, met groetjes van Maaike

  2. Nelleke

    Waar haal je toch al die verhalen vandaan. Geweldig. Oh, mocht ik maar wat van jouw geheugen hebben.
    Liefs Nelleke

    1. Mee op de wind

      Dag Nelleke, er was veel te horen en te zien in ons gezin. Blijkbaar heb ik veel meer opgeslagen dan ik toen zelf merkte. Misschien komt er ook veel boven door al de verhalen die ik erover schrijf. Schrijven kun je op velerlei manier en dat is duidelijk als ik jou schrijfsels lees. Hartelijk dank Nelleke dat je iets van je laat horen . Met liefs van Maaike

  3. Bernadette

    Mooi beschreven. Ik heb een zus die als jonge puber deelnam aan declamatie wedstrijden. Heb haar ook een paar keer overhoord. Het gedicht dat ze moest voordragen noemde de tuinman en de dood van Pieter Nicolaas Van Eyck. Leuk dat er door uw logje bij mij ook herinneringen naar boven komen. Bedankt daarvoor.
    Bernadette

    1. Mee op de wind

      Dag Bernadette. Het lijkt mij leuk dat jij je dit verhaal nu weer herinnert over je zus. Ik heb het gedicht even opgezocht omdat ik het al vaag herkende en het was inderdaad het gedicht dat ik vermoedde. Het is een heel bekend gedicht en heel mooi, vind ik. Leuk dat jouw reactie dit oproept. Ik heb heel wat dichtbundels staan, het boeit altijd weer om ze te lezen. Hartelijk dank voor je bijdrage en je reactie, Bernadette. Groetjes, Maaike

  4. Annette

    Prachtig, dat gedicht is ook echt heel mooi!
    ik zit hier aan de koffie te genieten van het verhaal, bedankt

    1. Mee op de wind

      Dankjewel lieve Annette voor je reactie. Ja, en er zit een heel verhaal aan vast zoals je hebt gelezen. Dat hoor ik nog al eens dat mensen die aan de koffie zitten Blogs lezen. Ik moet het nog op facebook zetten eigenlijk maar daar kom ik op dit moment af en toe even heel kort. Ik ben benieuwd hoe het met jou schrijven gaat. Groetjes van je tante Maaike

  5. Elly van Veenendaal

    Ja, leuk, he? De terugblikken en herinneringen die zo’n verhaal en een gedichtje oproepen. Ik heb veel voorgedragen en gedeclameerd, en zelfs nu nog een enkele keer op een clubje waar dat af en toe een enkele keer toepasselijk is.
    Vroeger was het veel gebruikelijker om te horen declameren. Mijn vader kende – en declameerde- er heel veel, en hij had altijd wel een toepasselijk versje of gedichtje (of liedje!!!). Wij hadden het laatst nog over een gedichtje dat jij ook kent: van M.Nijhoff. daarin kwam voor:
    Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
    kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
    Zij stond aan ’t roer,
    En wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
    O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
    Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

    Dat is toch tevens een schilderijtje, zo’n gedicht.
    Zoiets zal toch nooit helemaal “uit” raken. Laten we dat ten minste hopen.

    Dag. Spannend, hoor. Je boekenkindje dat eraan zit te komen.

    1. Mee op de wind

      Ja de liefde voor onze schone moedertaal vloeit ook door jouw aderen Elly, ik weet het. Ik hoop met jou dat al dat moois van onze taal door onze kinderen en kleinkinderen in ere zal worden gehouden. Ik denk dat wij ouderen het wellicht ongewild en ook wel bewust weer doorgeven aan ons nakroost. Jouw vader deed dat aan jou en mijn moeder aan mij/ons. Toen ik alleen nog thuis was met mijn moeder had zij veel meer tijd en kwam het veel meer naar voren dan toen zij het zo druk had. De gedichten van M. Nijhoff wat zijn die prachtig en vooral dit gedicht vind ik heel mooi! Trouwens veel vroegere gedichten zijn bijzonder mooi.
      Lieve Elly, blijf voordragen en declameren, het maakt de wereld een beetje mooier en daar snakt iedereen naar. Met dank en een lieve groet, Maaike

Laat een reactie achter