De wereld is constant in beweging en veel dingen veranderen in de loop van de tijd.
In onze tijd wordt het steeds gewoner om voor een depressie naar een psycholoog of psychiater te gaan. In Amerika is het een statussymbool aan het worden om een eigen psycholoog te hebben. Niemand kijkt er in deze onrustige tijd van op als je slaaptabletten of kalmeringstabletten nodig hebt. Of een hulpverlener. Dat was vroeger wel anders. Als je toen al zover kwam dat je naar een hulpverlener ging dan hield je dat voor jezelf. Je hield het stil. Uit schaamte want mensen konden anders naar je gaan kijken. Het was een teken van zwakte. Of je stelde je aan. Er mankeerde iets aan je. Er waren ook toen deskundige hulpverleners. Maar later kwam er meer inzicht in wat er allemaal aan de hand kan zijn. Bijvoorbeeld dat er tijdelijk of langer een stofje in je hersenen niet goed wordt aangemaakt. Dat de hormoonhuishouding niet optimaal werkt. Er een erfelijke aanleg is. Of dat er onverwerkte trauma’s zijn e.d.
Ik herinner mij nog goed wat Prins Claus in 1986 op zijn zestigste verjaardag zei over zijn depressies: “het is het meest vreselijke wat een mens kan overkomen”. Hij zei ook dat hij het niet verbergen kon en dat ook niet wilde uit solidariteit met de mensen die het ook overkomt. Hij wilde de waarheid zeggen uit respect voor de mensen die met hem meeleefden. Dat Prins Claus dit zei was moedig. Het heeft mensen toen geholpen. Het werd bespreekbaar. Door zijn woorden gaf Prins Claus depressiviteit een gezicht. Sterker, het kon blijkbaar iedereen overkomen. Hij doorbrak het taboe dat er omheen was.
Het is juni 1967. Ik ben in verwachting van ons tweede kind. Begin juli zal het kindje komen.
Iedere werkdag laat de wekker horen dat het tijd is om op te staan. Ik vind het een dwingeland die wekker! Met niets of niemand houdt hij rekening, hij ratelt maar door.Ik moet er uit. De dag is weer begonnen. Half aangekleed met één arm in mijn duster loop ik naar de woonkeuken. Ik kijk even door het raam boven het aanrecht naar buiten. Het is zomer de zon is aan het opkomen. Het is nog stil in huis. Zelfs Judith laat zich nog niet horen. Ik loop naar de radio voor het nieuws van zeven uur. Terwijl dek ik de ontbijttafel. Het is vandaag 5 Juni 1967. De stem van de nieuwslezer klinkt als gewoonlijk neutraal. Met de bordjes in mijn handen blijf ik staan. Wat? Ik loop naar de radio en draai het geluid wat harder. Er is een oorlog uitgebroken tussen Israël en de buurlanden. Er zijn hevige gevechten gaande op de Egyptische vliegvelden. Ik schrik. Ik schrik heel erg en ga zitten op een stoel. Nu gebeurt het waar ik altijd zo bang voor ben: oorlog. En het kind dat ik verwacht wat gaat daar nu mee gebeuren? Judith? Judith is een meisje. Maar dit kindje? Ik kan maar aan één ding denken: het is oorlog en ik krijg een kind. Misschien, je weet het nooit komt hier ook weer oorlog. En als het nu een jongetje is? Een leger van jongens, uitgerust met geweren marcheert aan mijn ogen voorbij.
Judith roept: Mama. Mama, waar ben je? Mijn voeten wegen als lood als ik naar haar toeloop. Judith lacht en is blij dat het weer ochtend is. Ze kletst honderd uit. Ik doe mijn uiterste best met haar te praten. Gijs komt ook aanlopen. Even later zitten we aan de ontbijttafel. Alles is zoals altijd, zo lijkt het. En toch alles is heel anders. De nieuwslezer praat verder en verder. Gijs spitst nu ook zijn oren. “Stil eens even Judith, ik wil even luisteren” zegt hij. “Ja, je hoort het goed” zeg ik. ”Er is een oorlog uitgebroken in het Midden-Oosten. Israël is in oorlog met zijn buurlanden”. Gijs schrikt ook zie ik. Maar niet zoals ik. De nieuwsdienst gaat nog steeds door als Gijs vertrokken is. Ik blijf zitten en luisteren. Die hele ochtend blijft de radio berichten uitzenden hoe de strijd verloopt. En ik blijf tussen de bedrijven door de hele ochtend luisteren. Ik wil dat het over is, dat het ophoudt. Ik ben bang.
De oorlog duurt niet lang. Zes dagen. Maar voor mij blijft het oorlog. De schrik heeft zich vastgezet in mijn lichaam en laat mij niet meer los. Begin juli wordt onze zoon Anton geboren. Een lief ventje met mooie blauwe ogen. Ik ben blij met mijn kindje. Maar vooral bezorgd. Bezorgd omdat het een jongetje is. De schrik van de zesdaagse oorlog ben ik nog steeds niet kwijt. Maar ik kan er niet over praten. Ik weet er geen woorden voor te vinden. Na tien dagen vertrekt de kraamverzorgster. Ik voel mij opgelucht. Nu hoef ik niet meer steeds te praten en te doen alsof er niets aan de hand is. Als de kraamverzorgster vertrokken is moet ik aan de slag. Maar het gaat niet. Anton verzorgen en badderen? Wat is er leuker? Ik kan het niet. Iedere handeling, iedere stap kost mij ontzettend veel inspanning. Ik ben doodmoe en sleep mijn lichaam mee. Praten? Ieder woord moet ik bevechten en kost mij moeite. Alleen het allerbelangrijkste wat moet worden gedaan doe ik en het komt uiterst moeizaam tot stand. En verder lig ik op de bank. Ik zak langzaam weg in een bodemloze put van eenzaamheid en ik kan het niet voorkomen of tegenhouden.
Aan de overkant woont zus Corrie. En wat een geluk! Nichtje Jeanne doet niets liever dan kinderen verzorgen. Ze is een jaar of twaalf maar zorgt als een moeder voor Anton. Ik zie het allemaal aan en laat het gebeuren. Ik ben alleen maar opgelucht en blij dat er zo lief voor Anton wordt gezorgd. Iedere dag komt zij vrolijk aanlopen om Anton te badderen! Het is een feestje voor haar. En Judith mag gelukkig vaak een paar uurtjes bij tante Corrie komen. Daar vindt zij nichtjes die dol op haar zijn! Een welkome afleiding die zij heel hard nodig heeft. Zo sukkelen we verder.
Later kreeg zo’n depressie een naam. Ik was in een postnatale of zwangerschapsdepressie terecht gekomen. Ik wist überhaupt niet dat het bestond. De depressie gaf zich niet zo maar gewonnen. De genezing ging niet vanzelf, het was hard werken. Maar ook een oefening in vertrouwen en geduld.
Ik ben vlak voor de tweede wereldoorlog geboren. Die oorlog had een veel grotere impact op mijn leven dan ik zelf wist. Toen de oorlog voorbij was bleven er angstdromen over de oorlog komen.
De depressie veranderde mijn leven. Leerde mij achter de dingen kijken. Leerde mij dat het niet vanzelfsprekend is dat ik mij blij voel en ondernemend ben. Dat sowieso niets vanzelfsprekend is!
Depressies bestaan en ze mogen er gewoon zijn. Echter, het is niet iets om naar te verlangen!
Hopelijk rolt er nu weer een bericht in uw postvak. Als dit niet zo is dan graag even een berichtje. Trouwens mailtjes en reacties zijn uiteraard altijd welkom!
Lieve Maaike,
Het is een mooi stukje. Eerst even geschiedenis en dan het persoonlijke.
Gelukkig dat je familie in de buurt had, die de zaken wat over konden nemen. Dat maakt de eenzaamheid die je voelt tijdens zo’n depressie toch wat dragelijker. Dat eenzame gevoel waarbij je zelf denkt dat je er niets meer toe doet en nergens meer goed voor bent en beter helemaal kunt verdwijnen.
Liefs Nelleke
Het is waar Nelleke, het was heel fijn dat er familie bijsprong. Want er was echt wel mantelzorg nodig. Je begrijpt precies waar het over gaat! Je verdwijnt erin en je kunt er niets aan doen. Wel mooi om te zien hoe de maatschappij veranderde wat kijken naar een depressie betreft. Het is altijd leuk om te zien wat er zoal is veranderd inde loop van de tijd
Lieve groet, Maaike
Ja hoor Maaike het verhaal is nu goed overgekomen .inderdaad werd vroeger dit ziektebeeld onderkend ,want dat was allemaal maar aanstellerij,maar gelukkig is daar verandering in gekomen .er zijn gebeurtenissen in het leven die je niet goed hebt kunnen verwerken ,en dan komt dat later toch weer boven drijven ,zoals met een oorlog of een ramp .weer dank voor het mooie verhaal .en een groet vanNelly
Kijk dat doet mij deugd Nelly dat het verhaal weer in je postvak rolde. Er kwam veel post in spam terecht. Maar ja daar moet ik dan eerst weer achter komen. De tijden veranderen inderdaad. Ik weet nog heel goed hoe er vroeger mee werd omgegaan met een depressie. En jij dus ook! Met mijn dank en een lieve groet Nelly! Van Maaike
Ja Maaike dit is de derde Nelly die schrijft, n.l.Nelly v,Voorthuijsen. Over depressie na
de geboorte van een baby kan ik niet meepraten. Ik heb 4 kinderen, een zoon van
60, een dochter van 58, een dochter van 53 en een zoon van 50 jaar, je ziet dus ik
ben al wat ouder, 84 jaar. Maar ik was bijna 9 toen de oorlog uitbrak en dat weet
ik nog heel goed. Angst voor de vliegtuigen die over vlogen. Daar had ik angst nog voor
toen we in 1975 in Duitsland kampeerden in Homberg, 60 km van het ijzeren gordijn
vandaan. Nu is het gelukkig over, maar ik weet nog wel hoe het voelde. Maar zo-n
post natale depressie is heel erg. Je wil zo graag van je baby genieten en je bent denk ik gewoon lamgeslagen.Gelukkig had je een nichtje ,die niets liever deed
dan over Anton te moederen. Toch moedig dat je we over durft te schrijven.bedankt
voor het nieuwe bericht. Liefs Nelly.
Ja Nelly dat zie je goed het zijn vandaag Nelly’s die reageren. Ik ben er stil van dat 84 jaar bent en zo actief bent om te reageren en wat je schrijft. Geweldig! De oorlog heeft bij ons kinderen van toen meer gedaan dan wij ons realiseerden. Ook bij jou lees ik die angst voor vliegtuigen en geweld.Ik was inderdaad lamgeslagen en vreselijk vermoeid. Op jouw leeftijd zijn ook je kinderen niet meer piep wat mooi om te lezen allemaal.Dat Jeanne en de andere familieleden van de overkant zo bijsprongen dat vind ik nog altijd geweldig. Heel veel dank Nelly voor je mooie bijdrage en reactie. Liefs Maaike
Maaike hier ben ik weer , ik heb nog vergeten te schrijven dat ik in verwachting was
van de tweede baby en dat toen de opstand in Hongarije was in oktober en dat ik
toen ook helemaal in paniek was. Was ook bang voor een nieuwe oorlog.Nelly.
Ja Nelly van die opstand in Hongarije weet ik ook nog heel goed.Ik begrijp dat jij toen bang was omdat je een baby verwachtte Je bent dan heel gevoelig en als moeder gespitst op gevaar. Zonder dat ik toen zwanger was kwam ook bij mij de angst weer boven! Angst voor oorlog! Groetjes van Maaike
ja zulke berichten zijn afschuwelijk. En zeker ook vandaag de dag. AL heb je dan jongere kinderen en kleinkinderen die net geboren zijn of verwacht worder.
Depressie is ook ons huis niet vorbij gegaan. Voor manlief. En dan voel je jezelf ook wel naar hoor. Maar de reacties zijn erg. Een was deze: Neem je een extra pilletje en dan kun je weer gewoon zijn. Een klap in je gezicht daar kom je over heen maar dit was grof.
Vroeger was er iemand in onze kerk overspannen/depressief en iemand zei: moet ie wat harder werken, gaathet wel over. Maar zo werkt het niet. Als je ni weet wat het is , kun je maar beter vragen of je wat kan doen. een vriendin vroeg mehet eens: Hoe gaat het nu met jou? Daar heb je wat aan.
Groet,Wilma
Ja Wilma, want partner zijn van iemand die depressief is valt om den drommel niet mee! En het is zo mooi als mensen dan begrijpen dat het hele gezin er onder lijdt en interesse hebben. Het is nog altijd nodig om hierover iets te schrijven want nog lang niet iedereen weet en begrijpt wat het is. En reacties kunnen soms afschuwelijk en snoeihard zijn. Meestal uit onbegrip. Maar toch doen ze niemand goed en zeker niet mensen en een gezin dat hier midden in zit.
Mijn dank voor je aanvulling Wilma! Hopelijk draait het bij jullie nu ook weer zoals je graag wilt! Groetjes van Maaike