Wij hadden vroeger een thuisnaaister. Onze thuisnaaister, mocht boven in de zolderkamer haar werk doen.
Zij was een ongetrouwde vrouw met treurige ogen, alsof ze ieder moment wilde gaan huilen. Haar naam was Trui. Die naam, gecombineerd met hoe zij keek, riep bij mij een naar gevoel op. Ze zat daar maar op dat kamertje met een hele berg verstelwerk voor haar neus. Iets weggooien gebeurde pas als het niet meer gemaakt of vermaakt kon worden. Soms vermaakte zij een jurk, van een oudere zus, passend voor mij. Ik werd dan geroepen dat ik boven moest komen om te passen. Aan dat passen had ik een hekel. En waarom? Het lag niet aan de naaister want die was best wel aardig. Wilde ik misschien liever een nieuwe jurk? Zou zo maar kunnen.
Juffrouw Trui kwam zo’n beetje om de vier weken, geloof ik .Niemand verdiende veel, dus ook zij niet. ‘s Avonds ging zij naar huis met een habbekrats. Maar let wel, met gratis de kost, zoals dat heette. Dat wel. Ja, dat waren nog eens tijden. Ieder wist haar/of zijn plaats. En alles was duidelijk! Bovendien was het een hele eer om ergens gevraagd te worden als thuisnaaister.
Het slaapkamertje telde één raampje. Als je ging staan kon je de overkant van de straat zien! Hoe was het voor juffrouw Trui om de hele dag alleen in dat kamertje te zitten met een berg verstelwerk voor haar neus? En, zou haar arm ‘s avonds niet doodmoe geweest zijn van het draaien aan het wiel van de naaimachine? Dat wiel draaide vliegensvlug rond, alsof zij achterna gezeten werd. In ieder geval vond ik het eenzaam, alleen op dat kamertje. Alsof zij daar werd opgesloten! Gek al die gevoelens en herinneringen van vroeger. Wat doet alles met je als je kind bent. Waarom maken sommige, ogenschijnlijke gewone dingen, zoveel indruk? En dat besef je meestal veel later pas.
Wat ik vooral ontdekte? Dat ik als kind eigenlijk maar weinig uitsprak. Alles stond nu eenmaal al vast. Alles was zoals het was. Een gegeven! Ik denk, ondanks dat er veel veranderd is en er met kinderen nu veel meer wordt gepraat dan vroeger, kinderen nog altijd meer voelen dan zij onder woorden kunnen brengen. Later, zullen ook zij weer hun verhalen hebben over hun kinderjaren. En zo blijft er altijd stof om te schrijven. Gelukkig maar.
Om een uur of vijf blies juffrouw Trui de aftocht. Even stil en teruggetrokken als zij gekomen was, ging zij naar huis. De berg verstelwerk was van de tafel verdwenen. En mijn jurk voor de zomer hing al klaar. Het mooie weer kon bijna komen. Maar eerst de grote voorjaarsschoonmaak nog. In het vroege voorjaar was er extra hulp nodig om de kelder leeg te scheppen. Ik hoor in mijn oren nog altijd het schurende geluid over de cementen vloer. In die kelder kwam iedere winter water te staan, en dat moest er uit. Vóór de zomer zijn intrede deed. De kelder kon dan de hele zomer drogen.
Pas als de naaister was geweest, de schoonmaak erop zat, de kelder leeg geschept was, dan mochten zon en zomer pas echt komen! Hiep, hiep hoera!