Deze zomer gaan we iets unieks ondernemen. We schrijven anno 1976. Het wordt een groot gebeuren: we gaan naar Frankrijk. Voor twee weken. Met onze eigen auto. Jong is hij niet meer, maar dat terzijde.
We hebben iets leuks gevonden: een nieuw, nog te openen wintersportgebied.
“La Plagne is de naam.”
Als voorproefje op de opening van de komende winter is besloten, met een “speciale aanbieding” het gebied deze zomer open te zetten voor zomergasten! Alle eventuele mankementen zijn dan vóór de wintersport opgelost. En dat alles voor een schappelijk prijsje. We mogen gratis gebruik maken van de skiliften, kortom een aanbod om van te watertanden. Wie laat er nu zoiets lopen?
Op weg
Het is half vijf in de ochtend. De wekker loopt onnodig af. Ik ben al een poosje present. Maar laat de wekker zijn hart maar ophalen en goed ratelen dan worden de anderen ook wakker. Even snel ontbijten en dan wegwezen. Zo vroeg mogelijk. De bagage is gisteren al in de auto gezet. Rond half zes start ik de motor. Gijs is geen coureur. Hij heeft een hekel aan autorijden. Ik heb zomaar een donkerbruin vermoeden dat mijn plaats meestal achter de stuurknuppel zal zijn! Eigenlijk is het een stilzwijgende afspraak, dat ik het leeuwendeel van het rijden op mij neem. En dat is overigens geen straf voor mij. Auto rijden is aan mij wel besteed.
Anton van negen en Judith van dertien zitten braaf op de achterbank. Ze zijn nog slaperig en laten zich niet horen. We rijden eerst maar eens een flink eind pittig door, dan is de kop er af. Als alles meezit kunnen we het in één lange dag wel halen, volgens Gijs. Hij heeft het berekend! Mits Gijs natuurlijk ook, af en toe, een poosje achter het stuur plaats neemt.
Het is warm in de auto. Buiten, is het verstikkend warm. Nu al, in de vroege ochtend! We laten de “koude” lucht de auto inblazen. Dat helpt natuurlijk geen steek met deze temperatuur! Maar, verder hebben we geen klagen. We gaan op vakantie! De rit verloopt voorspoedig. We zitten rond de klok van half twaalf al in de buurt van Parijs! Ik verlaat mij voor de weg volkomen op de kennis van Gijs. Hij schijnt het te weten. En het is een eerlijke verdeling van taken, toch? “Het zal in Parijs wel net zo zijn als in Rotterdam. Een klein stukje door de stad en dan de stad achter je laten” opperde Gijs gisteren nog. Maar dat het een te snelle conclusie was komen we snel genoeg achter.
Denken en gissen
Gijs wijst met zijn vinger en zegt: “Kijk daar staat Paris dan zullen we deze afslag moeten nemen”. Ik zwenk af “richting Parijs”. Het wordt meteen al een stuk drukker op de weg. Het autoverkeer komt nu van alle kanten aanrijden. Meegaand met de stroom kom ik tenslotte in Parijs terecht.
In Parijs
En daar blijkt het een heksenketel te zijn! Ieder zoekt zijn eigen manier om de stad door te komen. Verkeersregels? Ze zijn er wel maar niemand houdt er zich mee bezig! Rood licht of groen licht? Er is geen autobestuurder die er op let. Ze hebben er maling aan!
Gijs voelt zich zeer ongemakkelijk. Waar heeft hij ons heen gebracht? “Wat een vreselijke toestand” zegt hij. “Hoe komen wie hier uit?” “Een goede vraag op het juiste moment” zeg ik. “In ieder geval de auto’s volgen”. Terwijl denk ik: hoe loods ik mijn auto hier door heen! Hoe kom ik hier uit?
Richtingaanwijzers zijn niet nodig in Parijs. En als er richting wordt aangegeven doet ieder dat op zijn eigen manier. De bestuurder van de auto voor mij, wil naar een andere baan. Hij draait het linkerraampje open. Uit het geopende raam komt een voet naar buiten, met een stuk been. En of het nu wel of niet kan, zijn voet heeft links aangegeven. Dus gaat hij naar links! Daar kan niemand omheen. Met een snelle zwenk gooit hij zijn auto op de linkerbaan. Er wordt luid en lang getoeterd. Vingers wijzen naar hoofden. Het doet de chauffeur niets. Zijn auto staat op de goede baan! Hij haalt pontificaal zijn voet weer naar binnen en rijdt rustig verder.
Het lachen vergaat mij dat nu juist ik achter het stuur zit. Mocht ik ooit gedacht hebben dat ik auto kan rijden dan vergaat mij hier alle zekerheid! Ik heb één vurige wens: deze rit tot een goed einde brengen. En deze chaos ontvluchten. Maar ik zit op de drukste route, midden in Parijs. Er is geen ontkomen aan. Ik moet mee met deze optocht.
Buiten is het inmiddels vreselijk warm aan het worden. De ramen van de auto’s staan wagenwijd open. Radio’s schallen boven de motoren uit. Parijzenaren laveren losjes en ontspannen hun auto door de chaos. Maar arme ik! Waar zit ik in? Gijs leeft mee en weet zich ook geen raad. Hij legt even zijn hand troostend op mijn knie. De kinderen houden zich stilletjes. Zeggen wijselijk niets! We gaan voetje voor voetje vooruit. Vijf lange uren worstel en sukkel ik verder.
Maar dan. Wat ik niet meer durfde geloven, gebeurt! Er komt een beetje schot in de zaak. We kunnen zelfs iets sneller rijden. We komen er uit! We krijgen weer iets meer ruimte. Ik geef een diepe zucht! Het hele plan van één dag onderweg zijn valt, door dit intermezzo, in duigen, Vijf uren vertraging zijn niet in te halen. Gijs en ik kijken elkaar aan, met een stilzwijgende vraag: wat gaan we doen? De kinderen op de achterbank vinden het welletjes. Ze steken het niet meer langer onder stoelen of banken dat ze het spuugzat zijn! Het gesteun en gekreun vanaf de achterbank klinkt heel irritant. “Wat is het warm! Het is om te stikken in die auto” klinkt het. “Ik hou het niet langer uit in die hitte. Laten we alsjeblieft ergens stoppen!” zegt de ander. “Willen jullie alsjeblieft even wachten met zeuren!” antwoord ik.
We hebben zo’n honger
Waar zitten we nu precies? In de buurt van Auxerre? Ik draai mij naar achteren: “Nog even tanden op elkaar jongens” zeg ik. “We gaan een slaapplaats opzoeken” zegt Gijs. “He, he,” klinkt het uit één mond.“We hebben honger”.
Ik zit nog steeds achter het stuur. Als ik naar buiten kijk, word ik niet vrolijk!
Het land ziet er uitgemergeld uit. Het is kurkdroog! Het schreeuwt om water! De aarde vertoont diepe scheuren. Een troosteloze aanblik! Ik denk aan vroeger, toen ik kind was en op de tuinderij woonde. Als het dagen niet regende zag de aarde er ook droog uit. Ik zie de tuinders weer voor mij, met lange slangen in de weer, om te sproeien. Tuinders die baden, smeekten om regen. Maar hier is de aanblik veel en veel erger. Het groene grasland is een uitgestrekte, dor gele vlakte. Hier huilt de aarde!
En hoe ver ik ook kijk, het landschap verandert niet!
Het moet gezegd de auto doet zijn best. De motor blijft trouw zijn werk doen. De ventilator draait constant op volle toeren. Nog even tanden op elkaar. We zijn in Auxerre. We voelen ons als schipbreukelingen op zee. Waar is de veilige haven? Waar is een hotel? En zowaar lukt dat snel! Dat is een echte opsteker! “Kijk daar, dat lijkt mij wel iets” zeg ik tegen Gijs. Zullen we het hier proberen? Kijken of er ruimte is?”
Wat een opluchting. We kunnen hier overnachten. Als ik op de kamer ben loop ik naar een bed: “poeh, poeh, ik ga even plat hoor. Dat heb ik wel verdiend, al zeg ik het zelf”. In het hotel is van alles te doen voor de kinderen. Zij vermaken zich wel.
Het eten waar we ons zo op verheugden, is zeer, zeer matig. Het naarst is dat de magen van Judith en Anton blijven knorren! De hoeveelheid is minimaal. Maar ze moeten het er vanavond mee doen! We zijn op vakantie en dat moeten we weten. Vakantie is afzien! En dat is ons na deze dag volkomen duidelijk.
De volgende ochtend staat er een heerlijk ontbijt op ons te wachten. Judith en Arend eten naar hartenlust! Alles is al weer vergeten. We zijn weer helemaal in het vakantiegevoel! En zeker nadat we koffie hebben gedronken. Het eerste kopje koffie ’s morgens smaakt tenslotte altijd het lekkerst!
Een poosje later verlaten we Auxerre.
We gaan er weer tegenaan. Opgewekt en blij rijden we op de snelweg naar Lyon. Einddoel:”La plagne!”
Een ding is bewezen: je bent een goede rijder. Je rijdt nog steeds? Leuk, je dochter is dus net zo jong als ik.
Oeps moet u schrijven. Ja hier in het engels heb je dat niet.
Groet, Wilma
Dag Wilma, en dat is in het Engels dan ook veel gemakkelijker en gezelliger dan hier! Geen onderscheid bij jullie tussen u en jij.
Ik zit nog veel achter het stuur. Maar liever niet meer in Parijs al was het wel een avontuur om door te vertellen. Dus jij bent van hetzelfde jaar als mijn dochter. Nou mijn kinderen zeggen ook jij hoor. Voor de gezelligheid!
Hartelijk dank weer voor je reactie Wilma.
Met een groet van Maaike
Ben twee keer in Parijs geweest.
Een keer met Karin en een keer met de kerk.
Toen met de kerk raakte ik daar volkomen de weg kwijt.
Letterlijk en daardoor ook figuurlijk.
Maar je hebt het leuk geschreven
Groetjes
dag Carol, dan weet je van de hoed en de rand. Na zoveel jaren ben ik het nog niet vergeten! Wat een verschrikking om in hartje Parijs vast te zitten. Een paar maanden geleden heb ik mij per bus laten rondrijden door Parijs. Dat was wel zo aangenaam.
Zat jij toen achter het stuur of reed je mee? Maar de kluts kwijt raken is nooit moeilijk in Parijs!
Leuk dat je reageerde. Hartelijk dank!
Groetjes, Maaike
Hallo Maaike,
Wat een prachtig verslag, heb vol spanning meegereden en de zgn. peentjes gezweet 😉 Zoals je weet reizen we veel, maar “Parijs” met auto + caravan laten we altijd links liggen. We hebben in het begin van de 70-jaren deze ervaring (zonder caravan) ook gehad en gaan Parijs alleen nog maar in met het openbaar vervoer.
Heel fijn weekend en groetjes Gerlien
Dag Gerlien,
Ja dat was een hele ervaring. Het valt mij op dat nog al wat mensen dit hebben meegemaakt! En dat kun je dan gedeelde smart noemen. Dat jullie niet met een caravan door Parijs gaan kan ik begrijpen. Het was natuurlijk ook onze bedoeling niet om een ritje Parijs te maken! Nee Parijs alleen nog per touringcar in het vervolg!
Gerlien hartelijk dank weer. En jij ook een fijn weekeind, groetjes