Het is zaterdagochtend. Op zaterdag is er veel te doen. Volgens het weerbericht zal het heel warm worden vandaag. Het is zelfs nu, vroeg in de ochtend al warm. Maar dat is geen excuus. Er moet op zaterdag gewerkt worden. Morgen is het zondag en dan moet alles spik-en span zijn.
Ik ben negen jaar en op zaterdag help ik ook mee. Iedere zaterdag moet ik helpen met de keuken schoonmaken. Moeder maakt het aanrecht schoon. Ze wast dan ook de zand zeep en soda kroesjes. De letters staan er in witte verf opgedrukt. De kroesjes zelf zijn van groen emaillen, met een gouden rand er omheen.
Ik droog de kroesjes af en zet ze weer op volgorde in de standaard.
De stoelen in de was zetten, is ook mijn werkje. Moeder wrijft ze zelf uit. “Voor het uitwrijven moet je “ kneukelvet” gebruiken” zegt ze. Ze doet het voor en wrijft heel hard over de ingewreven was. Kneukelvet gebruiken is dus keihard wrijven, begrijp ik. En dat zit nog niet in mijn handen. s’Middags wordt het erf klaar gemaakt voor de zondag. Eén van de broers kan prachtig vegen. Hij veegt het hele erf in een zigzag patroon. Het lijkt een kunststuk! Ik vind het heel mooi. Maar meestal duurt het maar even. Totdat iemand er overheen loopt of fietst. Dan is het patroon stuk. Jammer!
Het wordt later op de dag heel warm buiten. Moeder heeft de luiken gesloten. Aan de voorkant , en de achterkant. Zo komt de warmte niet binnen. Naast ons huis, in de wei liggen de koeien in het gras. Zij hebben het ook warm. Als er maar geen onweer komt vanavond. Ik kijk naar de lucht. Er is geen wolkje te bekennen. Maar dat zegt niets. Er kan zomaar ineens een bui opkomen, weet ik. Ik loop af en toe naar buiten om naar de lucht te kijken. Ik hoop dat er geen onweer komt. Jammer dat bij de zomer onweer hoort. Want ik denk er de hele zomer aan. Eigenlijk is de zomer daar niet leuk door. Voordat de zomer begint, denk ik er al aan. En als het warm weer wordt ben ik ongerust. Er kan onweer komen! Vooral als het heel warm is. Vandaag is het heel warm en dan ligt het altijd op de loer! Als het avond wordt zie ik het gebeuren. De lucht wordt heel in de verte een beetje donker. Nog niet erg. Misschien valt het nog wel mee. Maar toch….? Ik loop weer naar buiten. Ik kijk naar de lucht. Misschien drijft de bui wel over. Jan loopt ook over het erf. “Het gaat nog lang niet onweren hoor” roept hij. Maar ik wil, dat het helemaal niet gaat onweren. Ik ben bang, heel bang van onweer. Moeder zegt dat God spreekt in de donder!
Jan is een kennis. Hij is op visite en blijft tot maandag. Vanmiddag is hij met de trein naar ons toe gekomen. Hij woont vlak bij Amsterdam.
Hij kwam van de trein lopend naar ons toe. Met zijn rieten koffer.
De koffer was zwaar. Dat zag ik.
En ik begrijp hoe dat komt. Die koffer zit vol met boeken. Dikke, zware boeken. Prekenboeken. Om te verkopen.
Jan komt een paar keer per jaar
Hij sjouwt door het hele land. Zijn rieten koffer zit tjokvol met boeken.
Hij loopt er helemaal scheef door. Hij moet wel heel erg sjouwen, vind ik. En soms koopt bijna niemand een boek van hem. Een enkele keer koopt moeder er wel eens één. Vanavond komen er nog meer mensen. Het zijn kennissen van moeder. Zij komen kijken naar de boeken. En wie weet, kopen zij er dan ook één. Ik zie dat Jan dan heel blij is.Er zitten ook een paar kinderboekjes in de koffer. Maar die worden bijna nooit gekocht. Ik mag er wel even voorzichtig in kijken.
Vóór ik naar bed ga loop ik nog even naar buiten. De lucht ziet er donker uit. En het is ook nog heel warm. Het is eng stil buiten. Daar word ik ook bang van.
Het raam moet dicht blijven op zolder. Er zitten een paar gaatjes in het raamhor. Er vliegen honderden langpoten rond. Zij vliegen heen en weer voor het raam. Ze willen vast naar binnen komen. Gelukkig kunnen zij er niet in. Ze komen graag bij me op bezoek.En steken mij nog liever. Ik val na een poosje toch in slaap. Niet voor heel lang. Want ik hoor moeder roepen. Ze staat onder aan de trap. En ze roept : “Komen jullie eens uit bed. Het gaat onweren!” Ik schrik mij naar en vlieg uit bed. Vlug, vlug naar beneden. Jan is al beneden. De anderen komen nu ook aan gestommeld. De lamp brandt, maar toch zie ik het bliksemen.
Het bliksemt achter elkaar door. Ik zie de flitsen door de gordijnen heen Maar het regent nog niet. Ik hoor wel de donder. Ik zit vlak bij moeder aan de tafel. En nu gaat het ook regenen. Het plenst uit de hemel. Misschien wel net zo hard als met de zondvloed.De regen zal toch wel weer ophouden?
Het wordt heel erg! De bliksemflitsen zijn niet meer van de lucht. En het rollen van de donder is één geluid geworden. Ik word zo bang dat ik onder de tafel kruip. Ik zit met mijn vingers in mijn oren en met mijn ogen dicht. Mijn hoofd duw ik tussen mijn knieën. En ik verlang maar één ding: dat het onweer ophoudt. Ik weet wanneer dat gaat gebeuren. Als de tijd tussen de bliksemflits en de donder langer wordt. Ik haal even mijn handen van mijn ogen. Ik luister. Het lijkt wel of het langer gaat duren. Af en toe is het even stil. De regen wordt ook minder
Jan gaat even buiten kijken of de bui al wegtrekt. Hij komt naar binnen en zegt: “ De bui is aan het wegtrekken hoor!” Pas als het onweer helemaal over is, dankt moeder God. Ze dankt Hem omdat er niets is gebeurd! En omdat wij weer zijn gespaard. Ik ga weer terug naar mijn bed. De dekens trek ik over mij heen. Ook als is het nog steeds heel warm! Maar het voelt veilig, zo diep onder de dekens. Ik zucht heel diep: gelukkig, het onweer is voorbij!
Maar je weet nooit of de bui weer terug komt. En, of het morgen niet weer gaat onweren!
Weer zo ontzettende herkenbaar.
Die spanning op een warme zomerdag, de hele dag piekeren of er onweer zou komen Zenuwpeesje als ik was…..
Ook ik was zo bang voor het onweer.
Dan was God boos op de mensen had ik van mijn moeder geleerd, en ik maar denken wat ik die dag allemaal fout had gedaan, en voor de bui losbarste snel om vergeving vragen , maar helaas de bui kwam toch.
Oei dan had ik het wel heel verkeerd gedaan die dag
Ach ik neem het haar niet kwalijk, zij had het ook zo van haar ouders geleerd.
Wij woonden midden in de polder en langs de weg stonden houten lantaarnpalen. Geheid viel het licht uit en bij kaarslicht was alles nog veel erger.
We zaten klaar om te vluchten…… Jas over je nachtpon , schoenen aan , buitendeur van slot.
O als ik er nog aan terug denk..
Eén ding herken ik niet… God danken als het goed afgelopen was. Jammer !
Het koffertje met preekboeken doet mij denken aan “Knielen op een bed violen”.
Bedankt voor het verhaal, het zet me tot nadenken .
Dag lieny,
Jammer dat jij ook zo panisch was voor onweer! Het overheerste bij mij ook alles.
De tijd was toen zo.
Inderdaad ga ik ook door de verhalen weer veel nadenken over vroeger. Hoort ook bij het ouder worden, denk ik. Dat gebeurt bij jou ook, begrijp ik!
Het zijn veel verhalen uit de oude doos die ik schrijf. Ik zie die rieten koffer weer voor mij.
En wat een gesjouw en dat vaak allemaal voor een appel en een ei.
Het is voor veel mensen zo herkenbaar allemaal. En dat is bij jou ook het geval, lees ik.
Hartelijk dank voor je reactie!