Sigarenbandjes sparen
Aan de dijk waar vroeger ons huis stond, kon het danig druk zijn. Dat kwam omdat tegen ons land aan het veilingterrein lag. Het veilingterrein was heel groot, want die veiling had een streekfunctie. Tuinders uit de verre omgeving kamen op veilingdagen groenten en fruit veilen. Soms met vrachtauto’s, maar toen ook nog veel met paard- en-wagens. Die veiling, met het grote kantoor op het terrein, het is allemaal verdwenen. Opgegaan in de tijd. De middenstand heeft gretig gebruik gemaakt van de ruimte die vrijkwam. Er zijn nu allerlei grote bedrijven gevestigd.
Als we uit school kwamen, maakten we vaak gebruik van de paard-en-wagens die op weg waren naar de veiling. We sprongen aan de achterkant op de karren. We wisten dat het eigenlijk niet mocht, veel te gevaarlijk, maar het was heel verleidelijk als je met de benenwagen naar school liep. Je moest wel hard lopen om erop te springen. Sommige paarden liepen best hard. Onder de kar was een stang waar je voeten op konden steunen. En zo hing je aan de kar. De weg naar huis was nog ver en de kar dichtbij! Later kregen we een fiets en toen was het over.
Ik moest altijd voorbij het veilingkantoor als ik naar school of wat dan ook moest. Het was een druk gebeuren, dat veilingwezen. Er was een keurmeester die de te veilen producten vaak moest keuren vóór de kopers het kochten. Op sommige dagen schalde er iedere keer een bericht door de luidsprekers. Het schetterde door de hele buurt. Door de luidsprekers werd de keurmeester opgeroepen waar hij naar toe moest komen om groenten of fruit te keuren. Er is mij verteld dat mijn vader ook keurmeester is geweest.
Ik weet nog goed dat ik weer een keer op mijn fietsje voorbij het veilingkantoor reed. Opeens werd keihard door de luidspreker geroepen: “Dag Lia! Ga je naar school?” Ik wist niet wat ik hoorde, toen mijn naam uit het niets ineens rond schalde. Ik vond het leuk en ook een beetje gênant. Die aandacht beviel mij ook weer wel. Er werkte een broer van mij op dat veilingkantoor, daardoor kende men mij. En dat kwam weer omdat ik mijn broer zijn boterhammen vaak moest nabrengen. Hij stond altijd te laat op en rende dan over de dijk naar zijn werk, terwijl zijn brood achter bleef op tafel. En dat was helemaal geen probleem. Er was toch nog een zusje thuis, die kon het wel nabrengen! En zo geschiedde. Bijna iedere dag rende ik een poosje later met het pakje brood over de dijk naar het kantoor. Waarom ik zo’n haast had snap ik niet echt.
Op het veilingterrein stond een groot gebouw. In dat gebouw was een grote ruimte, een soort lokaal met oplopende banken waar de kooplui zaten om mee te doen met de afslag. Zij kochten daar hun waar van de tuinders. Een afslager bediende een grote klok.
‘s Middags na vieren was het gebouw leeg. De kooplui waren naar huis en dan werd het tijd voor de kinderen uit de buurt. Het was een ideaal oord om wegkruipertje te spelen. Tussen de banken kon je heerlijk wegkruipen. Maar vooral werden er sigarenbandjes gezocht. Er zaten vaak welgedane koopmannen die dikke sigaren rookten tijdens de afslag. Ze lieten de sigarenbandjes vallen waar ze zaten. En dat was groot feest voor ons! Bijna alle kinderen spaarden sigarenbandjes. Het was echt een rage in die tijd. Hoe vroeger je op de veiling was , hoe meer sigarenbandjes je vond. Dat was niet zo moeilijk voor mij, omdat ik er heel dichtbij woonde. Ik was er daarom ook als de kippen bij. Dat voelde best wel hebberig, maar het hebben van die bandjes was toch belangrijker. Er was een grote ruilhandel onder elkaar. Ik vond ze echt prachtig, die sigarenbandjes. Ze werden gerangschikt en in schriften geplakt. Jammer dat die schriften in de loop van de tijd zijn opgeruimd! Ik zou ze zo nog wel eens willen bekijken. Trouwens, er zullen best nog wel ergens tentoonstellingen van zijn. Ik ga eens zoeken op internet! Er kwamen steeds nieuwe bandjes om de sigaren en dat maakte het natuurlijk extra spannend. De tijden zijn niet zoveel veranderd, want ook nu zijn er nog rages. De supermarkten nemen graag het voortouw. Er waren spaarders die echt wel 100 exemplaren hadden van één merk. Het was geweldig als je een zeldzame vond, soms was dat dan weer een prachtig ruilobject. De bandjes werden ook vaak gevraagd aan sigarenrokende mannen. Die peuterden ze er dan soms voor je af en zo werd je verzameling steeds groter.
Wat we ook deden, was nummerborden van auto’s verzamelen door ze op te schrijven. Waarom we dat deden? Ik snap het nog steeds niet, maar ik deed braaf mee. Schreef mij suf. De sport was om zoveel mogelijk nummers te noteren en die te vergelijken.
En nu zie ik al schrijvend alles weer voor mij. Alle beelden van vroeger herleven. Alsof alle herinneringen een tweede leven krijgen! Alsof ze erop wachten tot ze geroepen worden. En blij uit hun laatjes springen.
De mens: het blijft een wonderlijk fenomeen!