Van hittegolf naar hittegolf

Als ik opsta om naar school te gaan is de zon al present. Het is al dagen ontzettend warm. Zelfs ’s ochtends al, en ‘s middags uit school is het heel, heel warm.

De zon schijnt door het raam van de zolder naar binnen. Ik blijf even staan voor het raam. Wat is er  nu toch aan de hand? Dit heb ik nog nooit gezien. Er komt een leger van groene rupsen naar ons huis kruipen. Ze komen uit het spruitenland. Daar zaten ze aan de achterkant van de spruitenbladeren. Het krioelde er van de rupsen. Ze hebben grote gaten gegeten in de bladeren van de spruiten. En nu komen ze in grote getale naar ons huis. Allemaal tegelijk.

Als ik beneden kom staat moeder in de deuropening van de keuken. Ze schudt met haar hoofd en zegt: “dit heb ik nog nooit meegemaakt. Wat een rupsen, wat een rupsen!” De rupsen schuiven hun lijfjes over de grond en maken een opmars naar ons huis. De eerste die zijn aangekomen kruipen tegen de muren van ons huis naar omhoog.

Moeder sluit de deur.  Als je goed kijkt zijn rupsen eigenlijk mooi. Maar ik vind ze ook eng. Als ze kruipen gaat ieder keer hun lijfje een stukje naar omhoog.
Rupsen vind ik wonderlijke diertjes. Want later verandert een rups in een vlinder. De rups maakt een cocon om zichzelf heen en verpopt zich in een cocon zoals dat heet. Die pop wordt een vlinder. Dat heeft de meester op school verteld. Hij heeft ons plaatjes laten zien van zo’n cocon met pop. Er komt een witte vlinder uit de pop met wat zwarte vlekjes. Die vlinders zie ik heel vaak rondvliegen. Ze heten koolwitjes, zei de meester.

KOOLWITJES                                                     Van rups naar vlinder

Na het ontbijt loop ik naar school. De rupsen vergeet ik voor even. Ik ben blij als de school in zicht is. De laatste dagen lijkt de weg veel verder dan anders. Zeker omdat het zo warm is. Het maakt niet uit waar je bent, het is overal warm. Moeder houdt de hele dag de luiken voor de ramen dicht. Toch zijn de kamers heel warm.

We schrijven 1947. In weerkundig opzicht is 1947 een bijzonder jaar, met een extreem koude winter en met de heetste zomer van de vorige eeuw. De temperatuur gaat van hittegolf naar hittegolf.  Er zijn in dat jaar maar liefst vier hittegolven gemeten. In datzelfde jaar kampt men ook met een wijd verbreidde rupsenplaag.

Maar de oplossing leek  in zicht. Het bestrijdingsmiddel DDT bestond al, maar dit werd nog niet op grote schaal voor de landbouw ingezet.
Later werd DDT kwistig uitgestrooid over het land. Ik zie het nog voor mij; hoe de landerijen ermee werden bewerkt. Vliegtuigjes vlogen over de landerijen en strooiden het gif kwistig rond. DDT leek een wondermiddel. Dodelijke ziekten zoals pest, malaria etc. die door vlooien, muggen en ander ongedierte werden overgebracht, waren bijna uitgeroeid. Kevers, sprinkhanen en andere insecten werden een halt toegeroepen. Zij konden de oogst niet meer vernielen. Rupsenplagen zouden tot het verleden gaan behoren, dacht men optimistisch.  Later meer hierover.

Ik zit in de tweede klas. Dit jaar hebben we een meester in plaats van een juffrouw. Hij is wel aardig, vind ik. Er staat een klein orgeltje waar hij op speelt als wij zingen. Hij is wel vaak ziek. De eerste dag gaan wij dan bij een andere klas.  De volgende dagen hebben we dan vaak vrij en dat vind ik wel leuk.

Mijn vriendinnetje Janneke loopt naast mij in de rij als we om half vier naar huis gaan. Als we buiten zijn zegt ze: “Mijn broertje zei gisteren dat we morgen misschien wel vrij krijgen omdat het zo warm is.” Ik hoop maar dat het waar is. We lopen samen naar de uitgang van het schoolplein. Jammer dat we niet dichter bij elkaar wonen. We moeten beiden een heel andere kant op om thuis te komen.

“Weet je wat. Ik loop mee naar jouw huis en dan loop ik over Rijsoord verder naar mijn huis,” zeg ik tegen Janneke. Een prima plan. Leuk om samen naar huis te lopen vindt ook Janneke.
“Jij woont even ver van school als ik,” praat ik verder.  Eindelijk staan we voor het kleine witte huisje waar Janneke woont.
Janneke zegt blij: “Daag, tot morgen,” en loopt achterom het huis naar binnen.

Nu moet ik alleen verder. Ik zucht. Het is nog een heel eind.  En ik ben nu al zo moe. Het is ook zo verschrikkelijk warm.  Als ik wat sneller ga lopen ben ik eerder thuis. Dat lukt voor heel even. Ik wil water. Ik heb heel erge dorst. Mijn tong is uitgedroogd. Maar er is geen water, nergens.
Ik sjok voort. Het asfalt op de weg is stroperig van de warmte. Ik loop zo dicht mogelijk aan de kant. Was ik maar thuis, was ik maar thuis, iets anders kan ik niet meer denken.

Nu moet ik rechts af de Gebroken Meeldijk op. Maar dan ben ik nog lang niet thuis. Eindelijk, eindelijk zie ik ons huis staan. Gelukkig ik ben bijna thuis.
Blij, uitgedroogd en doodmoe loop ik de kamer binnen.
“Waar kom jij vandaan?” zegt moeder. “Je bent veel te laat uit school. Waar heb je gezeten? Waarom ben je niet uit school naar huis gekomen?” Moeders stem klinkt boos en blij.  Na mijn verhaal zegt moeder: “En nooit meer zo dom zijn hè. Janneke woont veel te ver weg. Ik was heel ongerust.”
“Nee dat doe ik ook nooit meer, het was zó ver.  En ik had heel erge dorst onderweg,” zeg ik.

Als ik even later op het bankje bij het raam zit en naar buiten kijk, zie ik ze weer: De rupsen! Ze komen nog steeds uit het spruitenland naar ons huis kruipen. En moet je daar zien! De hele buitenmuur van de keuken ziet groen van de rupsen. Ze kruipen langzaam naar omhoog.  Ze zijn felgroen met zwarte streepjes.  Ze zijn mooi, maar toch vind ik ze eng zoals ze daar naar omhoog kruipen. Ik hoop dat ze niet naar binnen kruipen. Of nog erger: in mijn bed sluipen.

 

Dit bericht heeft 8 reacties

  1. Berthievantricht

    Wat een leuk stukje weer vandaag!
    Ik weet het ook nog hoe warm het was. Ik had witte zelfgebreide kniekousen aan en ik mocht ze niet uitdoen van mijn moeder. Ze zei; als je de koekoek drie keer hoort, dan mag het! Als ik nu terugdenk heb ik nooit om ons huis een koekoek gehoord. We woonden in Soest-Zuid, vlak bij het bos.

    1. Mee op de wind

      Ja Berthie, onze ouders hadden van die regeltjes waar zij de dingen aan ophingen.Jammer dat je de koekoek nooit hoorde. Zeker als je zo dicht bij het bos woonde. Ik heb vroeger de koekoek veel horen roepen. En dat vond ik geweldig! Wat was het warm die zomer van 1947 hè! Voor mijn gevoel waren de zomers vroeger in mijn kinderjaren veel warmer dan nu. Ik denk dat het komt omdat zo`n zomer je heel erg bij blijft en dat je het doortrekt naar andere zomer. En kniekousen, ja die heb ik ook veel gedragen: witte kniekousen met lakschoenen!
      Bedankt voor je reactie Bertha. Ik vind het altijd leuk om een reactie te ontvangen! Met groet van Maaike

  2. Nelleke

    Ik was benieuwd hoe het verder ging. Zijn de rupsen gauw vlinders geworden of is jullie huis een tijd lang geteisterd door de rupsen? Het moet wel een prachtig gezicht geweest zijn met al die koolwitjes.
    Weer een mooi stuk. Ik herinner me ook zo’ n mooie zomer dat een vriendin van mijn moeder met verlof kwam uit Indië en we alsmaar in de tuin zaten. Dat moet wel die zomer geweest zijn.

    1. Mee op de wind

      Ik heb er zelf ook vragen over Nelleke hoe het is afgelopen met de rupsen. Dat weet ik namelijk niet. Ik zie ze nog wel allemaal uit het land naar ons toe kruipen en tegen de muur opkruipen. Maar verder? Misschien dat mijn familie het weet. Ik denk dat het de laatste cyclus van het jaar was en in die laatste cyclus overwintert de pop. Daar zoeken ze vaak een goede plaats voor. Je hoort nog van mij. Ja dat zal vast die mooie zomer zijn geweest van 1947. Ik ben blij dat je weer reageert om mijn schrijfsel. Mijn dank! Groet van Maaike

  3. Carol

    Tja, wat moet ik daar nou op zeggen.
    Die zomer ging ik voor het eerst naar de lagere school.
    De warmte herinner ik me niet.
    Maar wat dat met Janneke meelopen betreft:
    Eerst denken, dan doen en zeker met die hitte.
    Berouw komt na de zonde.
    Maar toch een leuk stukje.
    Groetjes, ook aan Gijs.
    Carol

    1. Mee op de wind

      Tja Carol, gezelligheid kent geen tijd, en soms geen overwegingen zoals in dit geval. Dus loop ik met mijn domme hoofdje gewoon met haar mee. Was gezellig! Dat wel. Jij herinnert je die warme zomer niet. En zo heeft een ieder zijn eigen herinneringen en dat maakt het leven veelkleurig. Alleen niet iedereen zet ze op een blog. Dat jij mijn blog weer gelezen hebt vind ik natuurlijk heel leuk. Daarvoor weer mijn hartelijke dank en met een vriendelijke groet van je schoonzus Maaike!

  4. henny boom

    mooi verhaal, vreemd idee, dat ik in dat jaar geboren ben, ik weet wel dat het in februari erg koud was ( ik lag met 3 kruiken in de wieg, die naast de kachel stond) maar dat het dat jaar ook zo warm was wist ik niet )

    1. Mee op de wind

      ja, het was dat jaar ook uitzonderlijk warm dus. Na die extreme winter waar en jij met drie kruiken bij de kachel stond. Ja dat ging zo in die tijd. Centrale verwarming was er nog bij lange na niet. En verder denk ik dat je moeder het ontzettend druk had in die tijd. Ze zal het zeker wel warm hebben gehad. Soms denk ik wel eens dat onze ouders, meer dan wij vaak, de dingen als vanzelfsprekend accepteerden. Het meer als een gegeven zagen! Gezellig dat je reageert Hennie en leuk dat je de verhalen volgt. Met dank en groet, Maaike

Laat een reactie achter