De jurken zijn nu dan toch eindelijk klaar. Wij, mijn zus en ik, mogen ze morgen voor het eerst aan. Gisteren heeft Martha ze bij ons afgeleverd. We hebben ze nog een keer gepast. Moeder en Martha vinden dat ze prachtig staan. En Martha zei ook nog: ”wat ben ik blij dat ze klaar zijn. Het was een heel karwei hoor.” Ik vind mijn nieuwe jurk echt mooi. Het is een groene jurk. Een groene gebreide jurk. Door Martha. Zij is ook kosteres van de kerk. Het is een vriendin van moeder. Ze kan heel mooi breien!
Ik heb pas breien geleerd. En mooi breien vind ik heel moeilijk. De steken in mijn breiwerk zijn heel ongelijk. En soms ben ik een steek kwijt. Dan is hij ‘gevallen’, zegt Corrie. Corrie kan heel goed breien. En zij maakt het dan wel weer in orde. Zodat ik weer even verder kan breien. Maar mooi wordt het niet! Ik kijk naar mijn nieuwe jurk. Ik vind de kleur mooi. Maar ik kijk vooral naar het breiwerk van mijn nieuwe jurk. Alle steken zijn hetzelfde. De twee jurken zijn op een dunne naald gebreid. Dat weet ik, omdat we af en toe naar Martha moesten om te passen. Martha wist dan of het goed ging. En ook hoe het verder moest. Martha kan niet alleen heel mooi breien. Ze kan ook prachtig borduren. Ze heeft op de jurken, rond de hals, bloemen geborduurd. Die bloemen liggen op de jurk. In de vorm van een ketting. Bij Greta lijkt het een ronde ketting. En bij mij ligt het borduursel in een punt. De geborduurde bloemen hebben allerlei kleuren. Ik vind het prachtig.
Ik mag mijn jurk alleen maar op zondag dragen. Hij moet nieuw blijven. Ik draag de jurk de hele winter. Iedere zondag weer. Aan het eind van de winter gaat hij in de kast. Voor de volgende winter. De volgende winter zegt moeder: “Trek je groene jurk nu maar naar school aan. Want volgend jaar is hij misschien wel te klein”. Vandaag mag ik de zondagse jurk voor het eerst aan naar school. En vandaag vind ik het leuk om naar school te gaan. Wat zullen ze op school van mijn jurk zeggen? Als ik mijn jas uittrek, zien ze hem. Ze hebben hem nog nooit gezien. Het is net alsof ik een nieuwe jurk aan heb.
Ik hang op school mijn jas aan de kapstok. Lia, mijn vriendinnetje, kijkt naar mijn geborduurde ketting. Ze zegt: “O, wat heb je een mooie jurk aan!” “Ja, en die ketting is er op geborduurd”, zeg ik. “Hij was eerst voor de zondag. En nu mag ik hem naar school aan.” Ik heb de jurk bijna ieder dag aan. Hij is bijna altijd aan de beurt om aan te trekken. Maar na een poosje zie ik dat hij dun wordt. De breisteken zijn hele dunne draadjes geworden. Hij zit ook niet meer lekker. Moeder ziet het ook . Ze zegt: “Ik denk dat je volgend jaar je jurk niet meer aan kan. Dan ben je er vast uitgegroeid”. Hiep hiep, dan krijg ik volgend jaar iets nieuws.
De jurk van Greta hangt al lang in de kast. Bij haar was hij al eerder te klein geworden. De jurk is de volgende winter echt helemaal te klein. Ik hoef hem niet eens meer te passen van moeder. “Maar,” zegt moeder, “ik denk dat je de jurk van Greta aan kan. Je bent best wel hard gegroeid. En hij is nog heel mooi”. Moeder haalt de jurk van Greta uit de kast. “Ik ben benieuwd of hij je al past”. Hier, trek hem eens aan!” Ik kijk naar de jurk die moeder vasthoudt. De jurk is even mooi gebreid als de mijne. Maar dat zie ik niet. Ik zie alleen diezelfde groene kleur. Het lijkt precies mijn eigen jurk. Nu met een rond geborduurde ketting. Maar verder is hij helemaal hetzelfde. Ik trek de jurk over mijn hoofd. “O, kijk eens”, roept moeder. “Hij past je keurig. Je kunt hem meteen aan”. Moeder kijkt heel blij.
Ik kijk naar de jurk. Ik vind het helemaal niet leuk. De jurk van Greta is nu dus van mij. Maar het lijkt mijn eigen jurk. Ik weet niet wat ik voel. Het is geen nieuwe jurk. Een nieuwe jurk is van mezelf. Deze jurk is eigenlijk van Greta. “Je mag deze jurk aanhouden”, zegt moeder. “Hij past je zo mooi! Je mag er mee naar school.” Als de schoolbel gaat, loop ik naar binnen. Ik trek mijn jas uit en hang hem aan de kapstok. Er gebeurt niets. Gelukkig maar. De kinderen zien niet eens dat ik een andere jurk aan heb. Niemand ziet het. En ik zeg er ook niets over. Ik vind het juist goed zo.
Bijna ieder dag trek ik weer deze groene jurk aan.Ik hoop maar dat deze ook te dun en te klein wordt. Maar dat zal nog wel even duren. Ik moet nog geduld hebben. Maar gelukkig, het gaat toch weer gebeuren! De breisteken worden ineens zo dun dat er een gat in kan vallen. En deze jurk gaat ook weer strak zitten. Precies zoals met mijn eigen jurk. Moeder ziet het ook. “Je bent al weer uit je jurk aan het groeien”, zegt moeder. Je kunt hem de volgende winter vast niet meer aan”. Ik zeg niets. Maar ik kan wel juichen. Eindelijk, eindelijk. Hoi, hoi! De volgende winter hoef ik geen groene jurk aan.
In mijn hart hang ik de vlag uit. Zo hoog als hij kan!
Ah, wat een prachtig verhaal :-). Het doet me denken aan onze matrozenjurken. Alledrie hadden we dezelfde matrozenjurk. Het ene jaar droegen we die alledrie. Het jaar erop, was de mijne te klein. Die werd uitgelegd voor het dikkere zusje onder mij. Haar inmiddels te kleine jurk werd ingenomen en ging naar het dunnere zusje onder haar. En het jaar erop, herhaalde zich dat met de toen nog enige overgebleven jurk. M’n jongste zus had pech. Had drie jaar lang eenzelfde matrozenjurk aan. En stond ook drie jaar lang in een matrozenjurk op de foto van de schoolfotograaf…
Ja zo ging dat. Bij jullie dus ook nog.
Het lag ook zo voor de hand.
Alleen de jongste heeft dan echt wel pech.
Ach het zijn van die gebeurtenissen die blijven hangen.
Het is mooi om een beeld van die tijd neer te zetten: zo was het toen!
En in grote gezinnen gebeurt het waarschijnlijk nog steeds zo.
En dat is heel logisch!
Misschien naaide je moeder die jurkjes wel zelf?