Verduistering

Ik woonde als kind buiten het dorp, in de polder, ver weg van het dorpsgebeuren. Door het kamerraam zag je het wijde polderlandschap liggen met de uitgestrekte akkers.

We hadden veel ruimte rondom het vrijstaande huis. Aan de voorkant lag een grasveld, de plaats waar het spierwitte geitje altijd stond. In dat gras, tegen de sloot aan, stonden bij de helling  twee  oude, kromme mispelbomen.  Ik vond ze prachtig in hun lelijkheid!

In de oorlog, en eigenlijk altijd kwam die ruimte prima van pas voor het houden van allerlei dieren. Er stond een grote kippenren waar de kippen rondscharrelden. Als ik moest kijken of er soms verdwaalde eieren in het hok lagen, haalde ik eerst even diep adem, voordat ik mij in de ren waagde. Ik was doodsbang van mijnheer haan, die statig en deftig rondliep, terwijl hij nauwgezet zijn harem in de gaten hield. Die haan was echt een bazig heerschap,  je wist nooit wat hij ging doen. Hij kon je zomaar aanvliegen. Vooral in de oorlog werd al die ruimte benut om dieren te houden. Later werden  zij  geslacht. Zo  stond  een  eindje  van  het  huis  op  ons  land  een  schuurtje  waar  het varken verbleef. Het  varken  werd  uitermate  goed  verzorgd. Ik  dribbelde  vaak  achter  mijn  oudere  broer  aan  als  hij  het  varken  eten ging brengen. Het  varken  was  altijd  weer  blij  als  hij  ons  zag  en  eten  kreeg.  En  ik werd  weer  blij  van  zijn  tevreden  geknor  terwijl  hij  at. Even  later  liep  ik  tevreden  achter  mijn  broer  aan  mee  terug  naar  huis. Al  vond  ik  het  maar  niets  dat  het  varken  daar  zo  alleen  achterbleef als  het  nacht  werd.

Het  werd  winter 1944. Op  een  zaterdagavond  kwam  een  bevriende  slager.
Het  varken  werd  in  het  donker  uit  haar  hok gehaald  en  naar  ons  huis  gebracht. Opeens  drong  het tot  mij  door  dat  we  het  varken  zouden  gaan  opeten.  Het  was  in de  oorlog  niet  de  bedoeling  dat  je  een  varken  groot  bracht voor  eigen gebruik. Alles  was  voor  de  Duitsers  en  een  varken  konden  zij  heel  goed  gebruiken.  Daarom  moest  het  zo  stil  mogelijk  gebeuren. De schuur nu ingericht als slachtruimte was goed  verduisterd  zodat  niemand  het  kon  zien. Ik  vond  het  een  angstig  gebeuren! Het  varken  werd  de  schuur  ingeduwd en  getrokken. Het  kermde  luid  van  angst  en  ellende. Het  moest  zo  snel  mogelijk  stil  zijn  en  daarom  vliegensvlug  dood.

Ik  begreep  er  niets  van. Waarom  moest  het  varken  nu  ineens  dood?
Het  was  niet  eerlijk! He t werd  toch  niet  zo  goed  verzorgd  om te worden opgegeten?  Het  voelde  als  verraad  naar  het  varken Ik  zag  mij  weer lopen  achter  mijn  broer  over  het  smalle  paadje. Hij  kon  nauwelijks  de  emmer  dragen  zo  vol  zat  hij  met  eten. En  altijd  weer  was  zij  blij  ons  te  zien  en  at  zij  knorrend  haar  eten  op.

Daar  lag  ze  nu, levenloos  op  haar  zij. Dood. Een  poosje  later  hing  de  geur  van  het  dode  varken  het  hele  huis. Het  was  om  misselijk  van  te  worden!  Zo verging het ook de kippen, de hanen, de konijnen. Ik zag hoe mijn moeder kippen slachtte hoe zij hen de kop afhakte. Ik vond het allemaal even luguber.

Nu, jaren later zijn we beland in de intensieve veehouderij: de bio-industrie.
En het blijkt van alle kanten dat het zijn tol eist. Hoeveel ziekten hebben we nu inmiddels al niet zien langs komen. Om niet te spreken over de vervuiling en de belasting voor het milieu door de mestoverschotten. Het wordt steeds duidelijker dat vegetarisch eten heel gezond is. Ik ben jaren vegetariër geweest. Tegenwoordig eet ik wel eens  vlees van de biologische slager. Waarom? Omdat ik dacht dat het gezonder zou zijn als je ouder wordt.
Nu twijfel ik daar sterk aan en ben mij aan het beraden weer helemaal vegetarisch te gaan eten.

Als ik een keertje vlees eet uit de bio-industrie voel ik mij echt schuldig. Ik zie dan op mijn netvlies de megastallen.  Volgepropte veeauto’s met dieren die onderweg dood gaan van ellende. En in slachthuizen reien varkens aan een haak hangen. Of nog erger, de beelden van het varken uit de oorlog. Ik ben er van doordrongen dat ik in ieder geval geen vlees moet eten afkomstig uit de bio-industrie. Het voedselprobleem in de derde wereldlanden zou voor een deel  zijn opgelost als we minder, of nog beter, helemaal geen vlees meer zouden eten. Het zou allereerst onszelf  maar ook het wereldvoedselprobleem ten goede komen.

Dit bericht heeft 4 reacties

  1. Henny

    Ik kom nu ineens deze blog tegen.
    Nooit geweten dat oma ook een varken hield (om uiteindelijk te consumeren).
    Ik weet nog dat wij vroeger ook een varken hadden. Er zaten 2 varkens in het hok, 1 van ons en 1 van houthandel Zegelaar. Ik liep destijds ook achter mijn broer aan om te gaan voeren. Ik vond het wel stinken, maar het knorren en die snuiten vond ik geweldig.
    En op een goede – of kwade – dag werden ze geslacht en bracht moeder het vlees naar de diepvries in de uitbreiding. Die grote diepvries heette volgens mij Pinguin.
    Met een speciale sleutel draaide de diepvries dan rond tot je bij je eigen vak kwam. Ik vond dat heel indrukwekkend.
    Enne…..ik weigerde ook het vlees van het varken te eten. Moeder zei dan dat ze wel wat anders voor me had. Misschien hield ze me wel voor het lapje 🙂 Het is haar vergeven.
    Lieve groeten!

    1. Mee op de wind

      Ons varken stond ook naast houthandel Zegelaar.
      ja, zo heette die diepvries. Ik weet het ook nog heel goed.
      Alles komt weer tot leven met die oude verhalen.
      En wat je moeder tevoorschijn toverde weet ik ook niet.
      Maar in ieder geval had ze een oplossing en hoefde je het niet te eten.
      Mooi toch?
      Groet Hennie.

  2. Henny

    en het kwartje valt: ZURE ZULT.
    Alleen oma kon dat maken en uw broers hebben haar recept gekregen.

    1. Mee op de wind

      Ja, en dat werd “Moeders zure zult”genoemd.
      ik vond het toen heel lekker!
      Het werd ook warm gesmolten gegeten.
      Maar dat vond ik veel te vet!

Laat een reactie achter