Dit keer een “oud verhaal’ opnieuw bewerkt.
Ik blog nu al weer zeven jaar. In het begin kwamen er nog weinig bezoekers.
Daardoor zijn die eerste verhalen wat onbekend gebleven. Mijn plan is, om na bewerking, af en toe zo’n vroeg verhaal opnieuw te posten.
In deze tijd van recycling niet eens zo gek.
De tijd verandert razendsnel, daarom voeg ik aan het begin of einde van het “vroege verhaal” soms een stukje toe, waardoor het actueler wordt.
Voorwoord
Onze kinderen groeiden op met huisdieren. Gijs en ik wisten niet beter dan dat dieren erbij horen.
Een huisdier hoefde zijn plaatsje niet te veroveren of waar te maken. Of het nu een hamster, een konijn, een hond of een poes was, ieder huisdier werd met warmte begroet en kreeg bij binnenkomst meteen een eigen plaats in het gezin.
Ik vond het heerlijk om te zien hoe onze kinderen van onze huisdieren hielden.
Het was een genot om te zien met hoeveel plezier, enthousiasme en geduld er iets werd aangeleerd.
En natuurlijk werd het nieuwe kunstje getoond en herhaald. Dat de poes en het hondje niets liever wilden dan de kunsten tonen, was de kers op de taart!
Dit verhaal speelt zich af in de lange, snikhete zomer van 1976.
De landerijen lagen er droog en uitgemergeld bij. Het gras was vergeeld, de hele natuur, alles zuchtte en schreeuwde om water!
“Waar ben je toch geweest?”
Poes Mickey is een dame van regelmaat!
Ze staat ’s avonds klokslag 10.00 uur bij de keukendeur te wachten of iemand haar wil uitlaten. Vooraf neemt ze wel even nauwkeurig het weer in ogenschouw of het goed genoeg is voor haar nachtelijke strooptocht.
’s Ochtends vroeg keert zij terug naar huis, met of zonder buit.
Het liefst bewaart zij de buit tot wij ook wakker zijn. Of erger, brengt zij het in haar bek mee naar binnen.
Om niet in alle vroegte uit bed gemiauwd te worden, heb ik bij het huis een kattenbak voor haar ingericht als slaapplaats. En ook water en brokjes staan klaar, zodat ze na de zware nacht kan gaan slapen. Ze wacht altijd keurig tot ze ons hoort.
Maar op een dag komt Mickey niet blij mauwend aanrennen als we beneden zijn.
Ik kijk rond of ze misschien ergens loopt, maar nee hoor. We vinden het vreemd, de kinderen worden ook ongerust.
“Wacht nog maar even” troost ik, “ze komt straks vast aanlopen.” Maar als het schooltijd is heeft Mickey zich nog steeds niet gemeld. Ongerust stappen de kinderen op hun fiets.
Soms denk ik haar te horen en loop ik naar de deur, maar nee, ze staat er niet.
Ik word er niet blij van. Waar blijft ze? Straks komen de kinderen uit school en is ze er nog niet!
De kinderen komen uit school snel naar huis. Ze kijken bij hun binnenkomst verwachtingsvol de kamer rond.
“Is ze nog niet thuis?” roepen ze angstig. Ik schud verdrietig mijn hoofd : “Nee, ze is er nog steeds niet.”
Mickey komt niet opdagen. Ook niet als het avond is. Hoe we ook zoeken om het huis, ze is nergens te vinden. We moeten zonder dat ze er is naar bed.
Ik kan niet slapen en denk iedere keer dat ik Mickey hoor. Maar als ik door het raam de tuin inkijk, is ze nergens te bekennen.
Ze staat vast morgenochtend gewoon weer voor de deur, zeg ik in mezelf.
Helaas ook de volgende ochtend staat ze er niet
Als de kinderen beneden komen kijken ze mij hoopvol aan.
Ik schud mijn hoofd: “Nee, ze is er nog steeds niet, ik hoopte ook dat ze voor de deur zou staan.”
De kinderen willen niet naar school, maar ze moeten wel. Tenslotte gaan ze heel verdrietig weg.
“Misschien komt ze vandaag wel terug” zeg ik. Maar ik krijg steeds minder hoop.
De dagen verstrijken. De kinderen blijven hopen dat ze terugkomt.
Ik bel alle mogelijke instanties. Na de beschrijving van Mickey, overal hetzelfde antwoord: “Nee er is niets aangegeven, ze is nergens gezien.”
Ook na meerdere keren bellen, is er geen glimp of levensteken van Mickey.
De kinderen stappen op hun fiets en gaan zoeken. Ze fietsen langs de parallelweg van de Rijksweg om te kijken of ze ergens ligt. Ze zoeken in de bermen van eenzame wegjes, alles, alles zoeken ze af.
Maar Mickey is en blijft weg. Ze blijkt spoorloos.
Tenslotte raken, na weken zoeken, ook de kinderen de moed kwijt dat Mickey nog wordt gevonden. Ze weten niet wat ze verder nog kunnen doen. Ze zijn erg verdrietig.
Nu kunnen ze Mickey nooit meer aaien, op schoot nemen en horen spinnen.
Het eten wat er nog staat van Mickey breng ik maar naar de buren. Hun poes weet er wel raad mee.
Als we nu we aan de keukentafel ontbijten, komt er geen Mickey blij aanrennen omdat we wakker zijn. Helaas, dat is verleden tijd. We moeten er ons mee verzoenen.
Maar het allermoeilijkst is dat we nog steeds niets van Mickey weten. Wat is er met haar gebeurd, dat ze nergens is opgemerkt, gezien of gevonden?
Op een ochtend zitten we weer in de keuken te ontbijten. De kinderen kletsen met elkaar. Ik luister, hoor ik nou miauwen?
Het is mij al vaak overkomen dat ik iets hoor maar er niets van waar blijkt te zijn.
Ik sta toch even op om buiten te kijken. En daar staat een poesje!
Ik durf nog niets te zeggen. Vol twijfel kijk ik naar het dunne, uitgemergelde, fragiele poesje dat voor onze deur staat. Is ze het wel? Is het onze Mickey? Tot ze mij aankijkt.
Ik roep: “Jongens, jongens kom eens kijken, Mickey staat voor de deur!”
De kinderen gooien hun stoelen omver en komen aanrennen, uitzinnig van vreugde.
Ze gaan op hun knieën zitten om dichter bij haar te zijn en kunnen niet ophouden met aaien.
“ Wat is ze klein geworden! Hoe komt ze zo mager?” blijven ze maar roepen.
Mickey heeft zelf slechts één brandend verlangen: eten en drinken!
We geven haar snel water, ze slokt het op. Daarna gaat ze voor het aanrechtkastje staan waar haar eten altijd stond. Ongeduldig krabt ze aan het deurtje. En dan pas geloof ik het echt dat dit onherkenbare poesje, Mickey is.
Ze krabt harder aan het deurtje. Komt er nog wat van?
Gelukkig, ze is haar felheid nog steeds niet kwijt. Maar het kastje is leeg.
Ik hol naar de buren met het nieuws. Zes buurkinderen kijken mij ongelovig aan en willen het zien. Verwondering en ongeloof alom.
Ik geef Mickey haar brokjes en ze knabbelt er ongelooflijk veel weg. Ze is uitgehongerd en helemaal op.
Als Mickey verzadigd is wil ze nog slechts één ding : slapen, slapen, slapen.
Ze is te moe en uitgeput om blij te zijn over haar thuiskomst.
Ze slaapt dagen achter elkaar, doodvermoeid en geradbraakt is ze.
Haar huid is uitgedroogd, de schubben vallen er van af.
Mickey is dagen in shock.
Ze herstelt heel langzaam en raakt stukje bij beetje weer bij alles betrokken.
We koesteren en verzorgen haar om het hardst en zijn zó blij.
We kunnen het bijna niet bevatten dat ze weer bij ons is.
En nog altijd vragen wij ons af : “Mickey, waar ben je toch geweest? Wat heb je allemaal meegemaakt?
En Mickey? Zij zweeg in alle talen!
Mickey was heel nieuwsgierig. Zou haar nieuwsgierigheid haar misschien noodlottig zijn geworden? Heeft ze een kijkje genomen in een geopende kofferbak, die na het inladen werd dichtgegooid? Is ze toen de kofferbak werd geopend eruit gesprongen en op weg gegaan naar huis?
Ze had een feilloos richtingsgevoel. Waar ik ook op bezoek ging, ze kwam mij altijd achterna en sprong dan op het raamkozijn om te laten zien dat ze er was.
Heeft ze misschien in een schuur vastgezeten toen mensen op vakantie gingen? We kunnen alleen maar gissen.
Waar is ze geweest? Hoe ver heeft zij moeten lopen om na 8 weken weer boven water te komen? Helaas, we zullen het nooit weten.
Och ja, die zomer van 1976. Of ik die nog weet. Ja, dat herinner ik me nog wel. Was net zwanger van ons eerste kindje. Zo warm en ja inderdaad erg droog. Alles stoof. En ja ook onze kat is wel eens een paar dagen weg geweest, zat toen ergens op zolder. Deze week is er hier in de buurt een kat teruggekomen die 10 jaar geleden was vermist.
Ja ze leefde nog en was ergens terecht gekomen. Gelukkig heeft men de eigenaren op kunnen sporen. Ook fijn voor jullie dat de kat weer terug was. Zelf hebben wij vroeger heel veel dieren gehad, alleen geen kat. dit omdat mijn vader duivenmelker was en die combinatie duif en kat zou niet zo goed zijn. Wel waren er honden, kalfjes, konijnen, marmotten, cavia’s een schildpad, witte muizen en zelf een hamster. Naast de duiven waren er ook parkieten, kippen, een haan, kalkoenen. Zelfs wandelende takken zijn er geweest. En natuurlijk een goudvis en guppies. Ja we zijn echt opgevoed met liefde voor dieren. Groet, Tineke.
Dit is een heel leuk stukje, heel herkenbaar ook. Een van onze poezen was door een boze buurman meegenomen en ergens uitgezet. Ze was van ons gescheiden door twee snelwegen en een spoorlijn. En wie stond er na drie weken voor onze deur? Maura! Mager en hongerig, maar ongeschonden. We hebben de afscheiding tussen de buren en ons zo gemaakt, dat ze daar niet meer heen kon. Gelukkig dat hij haar niet gedood heeft. Ze leefde daarna nog 5 jaar.
Ook een andere poes is later 10 dagen spoorloos geweest. En ik weet van veel mensen dat dit gebeurt. Wij hebben nu al onze dieren gechipt, maar of mensen daarop letten?
Ik mis mijn eigen Oma.
Ben zo dankbaar voor uw blog 🙂
Wat een wonder dat jullie poes weer terugkwam na zo’n tijd! Wat zullen jullie blij geweest zijn. De zomer van 1976 kan ik me ook nog nog herinneren, scheuren in het land net als op de foto. Zo erg was het vorig jaar nog niet geloof ik, nu beregenen ze misschien meer dan toen. Nu zijn ze trouwens weer overal aan het sproeien. Veel succes met je leuke blog, die ‘oude’ verhalen zijn ook mooi en weer ‘nieuw’. groet, Lucie